Het toppunt van kwetsbaarheid.

Kerst is het toppunt van kwetsbaarheid. Een kind in een kribbe in een uithoek van een kleine planeet in een onvoorstelbaar heelal. Daarover verwonder ik mij op weg naar Kerst. Ik kwam in het mooie boekje OER. Het grote verhaal van 0 tot nu (door Cees Dekker, Corien Oranje en Gijsbert van den Brink) een passage tegen die te denken geeft, die ik graag deel. In dit boek wordt de geschiedenis van ons universum en van Gods plan met ons, beschreven vanuit het perspectief van hele kleine elementen. Protonen, neutronen, elektronen. Deze deeltjes zijn er van meet af aan bij geweest en maken van alles mee. Al heel wat jaren is het atoom dat ze samen vormen deel van een spinnenweb in een stal in Bethlehem. Daar komen een jongeman en een jonge vrouw binnen. Ze blijken bezoek te hebben gehad van een engel van de Schepper, die tegen het meisje heeft gezegd dat ze een baby zal krijgen die de zoon van de Schepper wordt genoemd. Proton, één van de hoofdpersonen, merkt op: ‘Zijn zoon?’ Het idee dat de Schepper een zoon zou kunnen hebben, zou nooit bij me opgekomen zijn. Wat mij echter het meest bevreemdde: waarom zou de Schepper mens willen worden, onderdeel van zijn eigen schepping? Was dat niet een onverantwoord groot risico? Het was al laat in de nacht toen het jongetje geboren werd. Eerlijk gezegd, er was niets bijzonders aan te zien. Dit was een heel gewoon mensenkind, dat na de geboorte een flinke keel opzette en pas stil werd toen het in doeken gewikkeld in de armen van zijn moeder lag. Deze baby, dit hoopje atomen, gevormd uit sterrenstof, zou dit echt de zoon van de Schepper kunnen zijn? Het was een bizar idee, te gek voor woorden.

Ik wist dat de Schepper zich zeer betrokken voelde bij zijn eigen schepping en met name bij de mensen. Dat hij al heel lang bezig was met het organiseren van een plan om ze te hulp te komen, maar zou hij werkelijk zó ver gaan dat hij die reddingsactie zelf op zich zou nemen? Dat hij zich één zou maken met zijn schepping om die te kunnen redden? Het leek te bizar voor woorden. Was het mogelijk dat de maker en bedenker van het universum die dit hele heelal in zijn hand droeg, in de persoon van zijn zoon zijn eigen schepping was binnengestapt? Nee, ‘binnengestapt’ was niet het juist woord. Hij was naar binnen geperst, krijsend en spartelend, niet in staat om

zichzelf warm te houden, om te praten, te lopen of voor zichzelf te zorgen. Ik kon het niet bevatten. Vervolgens vragen de kleine deeltjes zich af of dit nu wel zo’n goed plan is van de Schepper. Dat Hij zich zo afhankelijk opstelt van de mensen, ondanks dat Hij weet wat die van zijn wereld gemaakt hebben! Zou Hij er niet beter aan doen te wachten op een soort die niet zo dom zou zijn om bij Hem weg te lopen? Zou Hij niet beter een heel nieuw universum kunnen beginnen?

Maar dan zegt er één: ‘Het zal wel te maken hebben met de dimensie die wij niet kunnen begrijpen. Met die liefde, waarover de Schepper het zo vaak gehad heeft. Natuurlijk had Hij ergens anders kunnen beginnen. Maar blijkbaar heeft Hij zijn hart verpand aan de Homo Sapiens. Hij houdt zo veel van ze, dat Hij hun leven wil gaan delen.’

Prachtig. Ik word er stil van. Het deed me denken aan een lied van LEV,

Breekbaar in mensenhanden: ‘Wie vestigt zijn hoop op een Kind, in een wereld die gebroken, van licht en hoop verstoken, de weg naar de vrede niet vindt? Maar wijzen aanbidden dit Kind: Hij die alles heeft geschapen, ligt nu stil op stro te slapen. Gezegend is wie Hem hier vindt. Nog nooit was Hij zó dichtbij. Zichtbaar, tastbaar. Hij heeft ons lief als geen ander. Kostbaar, kwetsbaar. Hij geeft zichzelf breekbaar in mensenhanden.’

Ds. Michiel Vastenhout.