Hoe gaat het met u?

En zij versterkten de zielen van de discipelen.
(Handelingen 14: 22)

Paulus en Barnabas zijn op het eindpunt van hun eerste zendingsreis aangekomen. Ze hebben vele honderden kilometer door het gebergte van Turkije gelopen. Op hun terugreis willen zij opnieuw de gemeenten van Lystre, Derbe, Ikonium en Antiochiƫ bezoeken. Zij zijn benieuwd hoe het met de nieuwe gemeenten gaat. Zij hebben namelijk ontdekt, dat jonge christenen nog niet zo stevig in hun geestelijke schoenen staan. Ze zijn geneigd snel van de smalle weg af te dwalen. En bij tegenslag zitten ze spoedig bij de pakken neer.

En zij versterkten de zielen van de discipelen. Het woord versterken betekent eigenlijk: steun geven en vast zetten. Zoals je met een schroevendraaier een schroef vastdraait, zodat er geen beweging meer in zit.
Bent u muurvast aan de Heere Jezus Christus verbonden? En zit jij klemvast aan Jezus?
U zegt: door de schokken van het leven ben ik weer los getrild.
Jij zegt: Mijn geloofsleven rammelt soms van alle kanten.
Welnu, dan mogen wij de Heilige Geest vragen of Hij ons opnieuw rotsvast aan de Heere Jezus wil verankeren.

Misschien moeten wij ook maar eens goed om ons heenkijken. In onze omgeving zijn ongetwijfeld mensen, die een luisterend oor, een helpende hand, een vriendelijk woord, een liefdevol oog en een warm hart nodig hebben. Laten wij persoonlijk en als gemeente proberen voor elkaar een warm bad en een warme deken te zijn.

In gedachten hoor ik een ouderling zeggen: ik heb nu al vele huisbezoeken afgelegd, maar het valt niet mee om elkaar te versterken in het geloof.
Dat klopt! Toch is het beste dat wij kunnen doen, elkaar te wijzen op de beloften van God. Hij belooft immers: “Ik geef de moeden kracht en sterkte aan hen, die geen sterkte hebben”. Want de versterking van het geloof komt uiteindelijk van de Heere Zelf. Hij werkt aan onze ziel en Hij waakt over onze zaligheid!

Jezus ga ons voor op het levensspoor,
doe ons als getrouwe leden
volgen U op al uw schreden:
voer ons aan uw hand tot in ‘t Vaderland.

Zou ‘t ons bang vergaan, leer ons vast te staan:
doe ons in de bangste dagen
nimmer over moeiten klagen;
want door smarten heen vinden w’ U alleen.

Moet onz’ eigen baan door veel diepten gaan,
zijn w’ om and’rer leed bewogen,
och, stel Gij ons dan voor ogen
‘t einde, dat ons beidt, waar G’ ons henen leidt!

Richt ons leven lang, Jezus, onze gang:
voert Gij ons op ruwe wegen
geef ook daar uw hulp en zegen;
en aan ‘t eind der baan, laat ons binnen gaan!

Ds. H.J. van der Veen