“Ik heb de Heere gezocht, en Hij heeft mij verhoord”.

‘Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord, en mij gered uit al wat ik vrees’
(Psalm 34: 5)

“Ik heb de Heere gezocht, en Hij heeft mij verhoord”.
Wie dus niet wordt verhoord, heeft de Heere niet echt gezocht. Nu moet u eens goed opletten. De psalmist zegt niet: Ik heb goud bij de Heere gezocht, en Hij heeft mij verhoord; Ik heb bij de Heere een lang leven gezocht, en Hij heeft mij verhoord; Ik heb bij de Heere dit of dat gezocht, en Hij heeft mij verhoord. Het is immers iets anders om bij de Heere iets te zoeken dan de Heere zélf te zoeken. “Ik heb”, zegt hij, “de Heere gezocht en Hij heeft mij verhoord”. Als u dus bidt (…) vraag dan niet iets aan de Heere buiten Hem, Maar vraag om de Heere zelf, en Hij zal u verhoren; en terwijl u nog aan het woord bent zal Hij zeggen: “Hier ben Ik”.
Wat is dat nu: “Hier ben Ik”? Zie Ik ben er, wat wilt gij, wat wilt gij van Mij hebben? Al wat Ik u geef, is minder dan Ikzelf; Bezit Mijzelf, geniet van Mijzelf, omhels Mijzelf; Dat gaat nog wel niet helemaal; Raak Mij dus als gelovige mens aan en gij zult u aan Mij hechten – zegt de Heere – . Van al uw andere lasten zal Ik u dan ontheffen, om u helemaal aan Mij te kunnen hechten, als het ogenblik is gekomen dat Ik dit sterfelijke van u zal veranderen in onsterfelijkheid, om gelijk te zijn aan Mijn engelen en altijd Mijn Aangezicht te aanschouwen. Dan zult u zich verheugen en uw vreugde zal niemand u afnemen; want u hebt God gezocht, en Hij heeft u verhoord en u uit al uw angsten verlost.

Aurelius Augustinus (354-430)