Wie Mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,heeft het eeuwige leven.
Johannes 6: 54a
Zondag staat in het midden van de gemeente de Avondmaalstafel aangericht. Bij de tekenen van brood en wijn herdenken wij het lijden en sterven van de Heere Jezus.
De Heidelbergse Catechismus stelt de vraag: Wat betekent dit: het gekruisigde lichaam van Christus eten en Zijn vergoten bloed drinken?
In het antwoord staat onder andere dit: Het betekent met een gelovig hart het hele lijden en sterven van Christus aannemen en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven verkrijgen…
Stel u voor, dat er zondagmorgen iemand naar voren komt, die direct een stukje brood en een slokje wijn neemt. Wij zouden verbaasd opkijken en tegen hem zeggen: kunt u niet even wachten, totdat het brood en de wijn u aangeboden wordt?
Welnu, zo moeten de gasten eerbiedig wachten op het moment dat de Heere Jezus hen aangeboden wordt. En de oprechte avondmaalsganger weet, dat zodra hem de tekenen van brood en wijn aangeboden worden, zodra wordt de Heere Jezus hem aangeboden. En in de belofte wordt hem de vergeving van al zijn zonden en het eeuwige leven aangeboden.
Aan de aanneming van Christus gaat dus de aanbieding van Christus vooraf. En tijdens de viering van het Heilig Avondmaal wordt het aanbod van genade zichtbaar. Kijk maar naar de Avondmaalstafel: daar liggen de zichtbare bewijzen van het aanbod van Gods genade. Even zeker als het brood en de wijn u aangeboden zijn, zo zeker is Christus u aangeboden.
Stel u echter eens voor, dat er tijdens de viering van het Heilig Avondmaal iemand aan tafel zit, die weigert brood en wijn te nemen. De schaal en de beker worden hem voorgehouden, maar hij neemt die niet aan. Wij zouden verbaasd opkijken en tegen hem zeggen: u moet dat aangeboden brood en die aangeboden wijn aannemen. Want alleen kijken naar het brood helpt niet tegen de honger: het brood moet gegeten worden. En alleen kijken naar de wijn helpt niet tegen de dorst: de wijn moet gedronken worden.
Welnu, zo moeten wij Christus door het geloof aannemen. Dat is een daad van het geloof: zoals ik met mijn hand brood en wijn aanneem, zo neem ik in het geloof Christus en Zijn weldaden aan.
U zegt: maar dan moet God mij toch eerst het geloof geven voordat ik de Heere Jezus kan aannemen? Misschien mag ik u een wedervraag stellen: hebt u er wel eens verdriet over gehad, dat u Christus niet kunt aannemen vanwege uw ongeloof? Is u dat wel eens tot schuld geworden?
Als dat zo is, blijft er voor u maar één ding over: vlucht met uw ongeloof en met uw onvermogen tot de Heere en vraag Hem om twee dingen. Vraag Hem allereerst om het geloof. En vraag Hem vervolgens om met een gelovig hart het hele lijden en sterven van de Heere Jezus aan te mogen nemen en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven te ontvangen.
Ik wens u een gezegende Avondmaalszondag
Ds. H. J. van der Veen