Leren bidden (3)

Lukas 23: 33-43

‘t Boze dat ik heb gedaan,

zie het, Here, toch niet aan!

Schoon mijn zonden vele zijn,

maak om Jezus’ wil mij rein.

Dit is het tweede couplet van het kindergebed voor het slapen gaan. De meeste van de lezers van het Kerkblad hebben dit vanaf hun kindertijd gehoord, geoefend en gebeden.

Het is avond. Je bent moe van de dag. Je gaat naar bed. Of misschien ben je niet moe maar vind je het verstandig voor jezelf of voor je kind om te gaan slapen. Je bent van plan je ogen dicht te doen, het licht buiten te houden en snel te vertrekken.

Maar voordat je dat gaat doen, ga je bidden. Zo heeft de Heer het zelf geboden. Je moet het je kinderen inprenten, als ze opstaan en als ze naar bed gaan (Deuteronomium 6:7). Het leren en oefenen van een gebed voor het slapengaan is dus in lijn met wat God wil.

Nu hikken heel wat mensen erg aan tegen dit couplet. Het eerste onderdeel is mooi: “Here, houd ook deze nacht over mij getrouw de wacht”. Maar moet je het dan direct over het boze hebben? Over schuld? Misschien bid je dit gebed al wel met je kind als het nog heel klein is. Is het niet veel meer een parel in Gods hand? Moeten we dit stukje maar niet overslaan? Het is te zwaar. Te negatief ook.

Ik geloof dat je je dan vergist. Het gaat er niet om dat het kind concrete zonde heeft gedacht, gezegd of gedaan. Maar in de loop van het leven zal zeker blijken dat ook dit kind, net als zijn ouders, net als wij allemaal, een zondaar is. Wij allen redden het niet. In dit leven niet. Voor het aangezicht van God niet. Het beoordelingsgesprek dat de Heer aan het eind van ons leven met ons voeren zal, ziet er wat ons betreft, niet best uit. Niemand kan het rijk van God beginnen gaan voor eigen rekening. Mooier kunnen we het niet maken.

Van jongs af aan leren we niet om de hete brij heen te draaien. Nee, de werkelijkheid wordt benoemd. In de bijbel. Door Jezus. In dit kindergebed. Psychologisch fijnbesnaard: heilzaam is het werkelijk vanaf het begin van je bestaan met de reële stand van zaken leren om te gaan.

Gelukkig kunnen we het toch mooier maken dan we eerst dachten. Eigenlijk zeg ik het niet goed. Wij maken het niet mooier. De Here Jezus maakt het mooier. Hij maakt rein. Hij reinigt van alle zonden. Hierdoor kunnen we het Rijk van God binnengaan. Door Hem kunnen we zonder verschrikken het beoordelingsgesprek tegemoet zien.

Als kind mogen we al leren dat de Here Jezus zich voor ons heeft ingezet. Zijn bloed reinigt van alle zonde, hoeveel het er ook zijn. Daarom hoeft het er voor geen mens hopeloos uit te zien. Misschien was het bij degene die met Jezus gekruisigd werd,

aardig weggezakt. Zijn opvoeding leek niet het gewenste resultaat te hebben gehad. Toch realiseerde hij zich op het ultieme moment wat hij moest doen. Hij beleed: Jezus heeft geen straf verdiend, ik wel. ‘Maar’, zo bad hij: ‘Heer, denk aan Mij als U in uw Koninkrijk gekomen bent’. Wat is het ontroerend te horen uit de mond van Jezus zelf: ‘Ik zeg je, heden zul je met Mij in het paradijs zijn’.

Wat goed dat hij als kleine joodse jongen zijn avondgebed heeft geleerd. Toen het actueel werd, wist hij wat hij moest doen!