‘Maar de vroedvrouwen hadden ontzag voor God en deden niet wat de koning van Egypte hun had opgedragen: ze lieten de jongetjes in leven.’ (Exodus 1: 17)
Nadat het Pinksteren is geweest, blijkt de gemeente van Jezus Christus het bepaald niet altijd voor de wind te hebben. De Geest blaast niet altijd in de rug en soms hebben volgelingen van Jezus Christus te maken met tegenwind. In onze omgeving is er nauwelijks sprake van harde vervolging, maar is er veel meer de kille wind van geloofsafval, lauwheid of onverschilligheid. Je kunt er wel degelijk aan lijden. In andere delen van de wereld heeft de Kerk te maken met lijden en vervolging, die vergelijkbaar is met de beschreven gebeurtenissen uit Exodus.
In het tweede bijbelboek wordt verteld hoe het volk van Jakob zich uitbreidt. Jozef, de onderkoning van Egypte, is inmiddels overleden. Een farao die Jozef niet heeft gekend, komt aan de macht. De nieuwe koning van Egypte ziet de Israëlieten als een bedreiging voor Egypte. Hij neemt maatregelen om de bevolkingsgroei af te remmen, discrimineert het volk en dreigt Israël uiteindelijk te vernietigen. Het is doffe ellende.
Maar dan: midden in het lijden van het volk Israël is er een sprankje hoop! Midden in alle beestachtigheid is er medemenselijkheid! Midden in alle lijden is er een teken van Gods liefde! In alle uitzichtloosheid maakt de Here God een nieuw begin. Gods redding van zijn volk begint bij de actie van twee vrouwen. In het gebied waar de Hebreeërs in Egypte wonen, leven twee vroedvrouwen. Ze staan als vrouw én als slavin onderaan de maatschappelijke ladder. Wie is er nog die rekening houdt met deze vrouwen? Wie kijkt er nou om naar deze twee slavinnen? Voor wie tellen ze mee?! Toch kennen we hun namen: Sifra en Pua. Het betekent dat God hen kent! Want de God van Israël is een persoonlijke God. Zo roept de levende God vandaag mensen tot zijn dienst! Hij kent je en vraagt je om het verschil te maken in je eigen omgeving. Deze verloskundigen leggen zich niet neer bij de cultuur van de dood, omdat ze geloven in het Leven!
Zo weerstaan deze twee vroedvrouwen de macht van de farao. Ze laten de jongetjes in leven. Dat is een verzetsdaad! Wat geeft deze vroedvrouwen de moed om op te staan? De tekst zegt, dat deze vrouwen ontzag hebben voor God. Ze hebben eerbied en respect voor de God die heilig, goed en rechtvaardig is. Ze vrezen de Here. Ontzag voor God neemt angst voor mensen weg. Want God alleen regeert.
Gedreven door ontzag voor de levende God staan de vroedvrouwen voor de farao. Wat een lef tonen deze vrouwen wanneer ze antwoord geven op de vragen van de dictator. Wanneer de farao vraagt wat het te betekenen heeft dat de jongens blijven leven, geven ze een antwoord, waarmee ze de farao op het verkeerde been zetten. De verloskundigen zeggen tegen de farao dat de Hebreeuwse vrouwen sterker zijn dan anderen en daarom eerder hun kind hebben gebaard. Ondanks de dreiging hebben de vrouwen het lef om met hun leven in te staan voor de Hebreeuwse jongetjes. Die moed wordt gezegend. Tegen de verdrukking in groeit het volk.
Of we nu te maken hebben met de harde tegenwind van vervolging en verdrukking, of veel meer met de kille wind van onverschilligheid en hard ongeloof, de geschiedenis van deze twee verloskundigen moedigt aan om vol te houden en ontzag te hebben voor de levende God. Gedreven door de vreze des Heren kunnen we met lef in de wereld staan.
Uiteindelijk klinkt het lied:
Ja, zij hebben overwonnen
met uw kruis als hun banier,
volgend U in uw verzoening,
door de diepe doodsrivier.
met uw lijden medelijdend,
medestervend in uw dood,
vonden zij het eeuwig leven
en hun loon bij U is groot.
J.W. Sparreboom