Meditatie

“Allen betuigden hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden.”
(Lucas 4: 22)

Afgelopen zondag stonden we zowel in de kerkdienst, waarin ambtsdragers afscheid namen en (her)bevestigd werden, maar ook in de kindernevendienst, stil bij de geschiedenis van Jezus, die preekt in Nazareth. Jezus trekt in de kracht van de Heilige Geest vanuit de woestijn verder naar Galilea, zoals ook ambtsdragers (en uiteraard ook anderen) alleen in de kracht van de Geest hun dienstwerk kunnen oppakken.

In de synagoge van zijn geboorteplaats leest Jezus voor uit de boekrol van Jesaja. Vervolgens houdt Hij een hele korte preek: het is slechts één zin. ‘vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’ In deze ene zin spreekt Jezus uit, dat de profetie uit Jesaja in Hem in vervulling is gegaan. Jesaja profeteert van de komende Messias, die gezalfd is met de Geest van God. Door de Geest van God vervuld gaat de Messias zijn weg. Jesaja kondigt dan aan dat de Gezalfde aan de armen het goede nieuws zal brengen, dat de Gezalfde betrokken zal zijn op gevangenen om hen bevrijding te verkondigen, dat blinden genezing zullen ontvangen en onderdrukten vrijheid zal worden geschonken en dat er een jaar van algehele vreugde en vrijheid zal komen. Die woorden van de profeet klinken door in het enkele woord van Jezus, die zegt dat Hij de vervuller is van deze profetie! Het applaus is oorverdovend: velen in de synagoge verwonderen zich over Hem. Wat Jezus zegt is interessant en de moeite waard om nog eens over na te denken! Maar dan barst de discussie los: ja, maar het is toch de zoon van Jozef?

Jezus reageert dan ook scherp op de hoorders in de synagoge. Hij zegt van zichzelf dat Hij gekomen is als een dokter om zieken te genezen. Hij is gekomen om armen te redden, gevangenen te bevrijden, voor degenen die het zelf niet redden. Met een verwijzing naar het Oude Testament zegt Jezus dat dit heil bedoeld is voor heidenen. Wie zichzelf wel denkt te redden, heeft Hem niet nodig. Wie niet ziek is, heeft geen dokter nodig. In Nazareth blijken weinig zieken in de zaal te zijn. Hoe is dat bij ons?!

Nadat Jezus deze woorden heeft gesproken over Gods genade voor heidenen, slaat de stemming in de zaal om. Ze worden vervuld met een grote woede, boosheid die grenst aan haat. Soms gebeurt dat zomaar, ook in ons midden, dat er een onbestemde woede aan de oppervlakte komt, die het zaad van het Evangelie kan verdrijven. In Nazareth drijven ze Jezus uit hun midden naar de rand van de afgrond. Laten wij er toch voor waken om Jezus uit de gemeente en uit ons leven naar de rand van de afgrond te duwen met onze ruzies, geroddel, ontrouw, liegen en liefdeloosheid, zelfs met alle kerkelijke activiteiten die zonder bezieling door de Geest van God zijn.

Maar dan gebeurt er opnieuw een wonder. Jezus laat zich niet in de afgrond werpen. Zijn tijd is nog niet gekomen. Straks komt het moment waarop Hij zich wel laat kruisigen. Aan het kruis zal Hij genezing schenken aan wie gebroken van hart zijn. Door het kruis wordt er een eeuwig jaar van genade en welbehagen uitgeroepen voor iedereen die in Hem gelooft, op Hem vertrouwt.

J.W. Sparreboom