“Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren,
kwam Jezus naar hen toe en liep met hen mee,
maar hun blik werd vertroebeld,
zodat ze hem niet herkenden.”
(Lucas 24: 13-35)
In het alledaagse bestaan zijn er talloze momenten waarop we met elkaar spreken. Vaak zijn dat gesprekken over alledaagse onderwerpen. Of het betreft een zakelijk gesprek. Soms komt een gesprek ook op een dieper niveau. Dat zijn de werkelijke inspirerende gesprekken! In de tekst is sprake van twee mannen, leerlingen van Jezus, die onderweg met elkaar in gesprek zijn. Ze hebben op deze eerste Paasmorgen het nieuws van de vrouwen gehoord, dat het graf leeg is. Na de feestelijke Paasdagen werd het ook weer een gewone werkdag, met alledaagse bezigheden en normale zorgen. Zoals ook wij onderweg zijn door het leven.
Op het moment dat deze mannen in gesprek zijn over de dingen die zijn gebeurd, komt er Iemand naar hen toe lopen om zich bij hen te voegen. Het is de opgestane en levende Here Jezus Christus. Hij is degene die deze weglopende leerlingen opzoekt. Jezus zoekt ons op waar we zijn. Ook wanneer wij bij Hem vandaan lopen!
Wanneer Jezus Christus met deze mannen meeloopt, wordt het gesprek van deze mannen gaandeweg tot een inspirerend gesprek, waar ze kracht uit putten en door worden bemoedigd. Het wordt een werkelijk pastorale ontmoeting. Onderweg van Jeruzalem naar het huis in Emmaüs vraagt Jezus allereerst, waarover ze lopen te praten. Dat is troostvol pastoraat: de levende Here Jezus Christus vraagt ons, waar wij ons op dit moment mee bezig houden, wat ons in beslag kan nemen in het gewone leven. Voor de wandelende mannen is er alle aanleiding om met een somber gelaat te blijven staan. Het troostende is dat Jezus bij hen blijft staan en doorvraagt. En op dit doorvragen van de Levende Heer komt het hele verhaal los. Ze hadden verwacht dat Jezus de Christus, de Messias zou zijn, die het volk zou verlossen. Ze zijn teleurgesteld in Jezus, ontgoocheld in hun geloof. Zo vraagt Christus door: Hij wil werkelijk weten wat er op de bodem van onze ziel leeft. En soms kan dat ontgoocheling zijn, teleurstelling dat God zo’n volkomen andere weg gaat met ons leven dan we hadden gehoopt en verwacht. Maar confronteert Jezus de wandelende mannen met de Schrift, de belofte van God, die niet alleen van glorie en heerlijkheid spreekt, maar ook van lijden en sterven. Wanneer de Schriften opengaan, klinkt dat als een tegengeluid. Zo spreekt Christus ook tot ons in kritische bewoordingen.
Dan openbaart Jezus Christus zich. Hij gaat met de mannen mee naar binnen in hun huis en blijft bij hen. Daar verandert Hij van een gast aan tafel in de Gastheer bij wie de twee mannen thuis mogen komen. Jezus Christus neemt het initiatief in het breken van het brood, het uitspreken van de zegenbede en in het uitdelen van het brood. Zo bedient Christus zelf onverwacht het Heilig Avondmaal. Op het moment dat de mannen Christus het brood zien breken en uitdelen worden hun ogen geopend, en zien zij dat het de Heer is. Maar tegelijkertijd wordt Hij aan hun ogen onttrokken. Christus kan niet blijven, Hij is niet te grijpen. Maar ze hebben Hem wel herkend! Zoals ook wij als gemeente Jezus Christus mogen herkennen in de tekenen van brood en wijn.
Wanneer de twee leerlingen dit hebben meegemaakt, gaan zij terug. Ze hebben een hele weg nodig gehad om tot de ontdekking te komen dat Christus leeft. Daar worden ze begroet met de vreugdevolle woorden, dat de Heer werkelijk is opgewekt en leeft.
Net als deze wandelende mannen mogen ook wij het uitroepen: Jezus leeft, en ik met Hem!
Dood, waar is uw schrik gebleven?
Hem behoor ik en zijn stem
roept ook mij straks tot het leven,
opdat ik zijn licht aanschouw,
dit is al waar ik op bouw.
J.W. Sparreboom