“Als zij trekken door een dal van balsemstruiken,
maken zij het tot een oord van bronnen.”
(Psalm 84: 7)
Pinksteren is een feest dat zich moeilijk laat uitleggen. Met Kerst kunnen we ons een voorstelling maken van het Kind in de kribbe. Het ‘kindeke teer’ spreekt tot de verbeelding. Ook met Pasen valt er nog iets te zien, al is het in feite niet meer dan een leeg graf en een weggerolde steen. Dan kunnen we ons nog enigszins voorstellen dat Jezus werd opgewekt uit de dood. De Hemelvaart van onze Heiland is al een stuk moeilijker voorstelbaar. Maar met Pinksteren houdt ons begripsvermogen volledig op. Woorden schieten tekort en beelden duiden slechts een deel van de werkelijkheid aan. Eén van de beelden waar we tijdens de Pinksterzangdienst bij stil staan is dat van een waterbron, die tot een rivier aanzwelt. Zó is de Heilige Geest, zingen we met Pinksteren uit.
De psalm waaraan de woorden boven deze overdenking zijn ontleend, bezingt de pelgrimsreis van mensen die onderweg zijn vanuit hun dorpen naar Jeruzalem. In Jeruzalem staat de tempel. Daar woont God in zijn heiligdom. Daar ontmoeten de pelgrims de Here God en brengen zij Hem hun offers. Daar ontmoeten zij Hem in het Woord en daar spreken zij met Hem. Zoals de pelgrims in het oude Israël onderweg zijn naar Jeruzalem, mogen ook wij door het geloof in Jezus Christus ons leven zien als een pelgrimsreis naar het hemelse Jeruzalem om dáár God in heerlijkheid te ontmoeten. De Israëlieten, die deze psalm zingen onderweg naar de tempel, moeten op hun reis dwars door het dal van de balsemstruiken of moerbeibomen gaan. Dat is een oord van woestenij en wildernis. Het is onontgonnen gebied. Rotsen en struiken verhinderen een vrije en gemakkelijke doorgang. De balsemstruiken geven een hars af dat lijkt op een traan. Zo wordt dit dal van de balsemstruiken ook wel het tranendal genoemd.
Een tranendal. Zo wordt het aardse bestaan soms ervaren. Gelukkig is het leven niet alléén een tranendal, en is er alle ruimte om het leven met dankbaarheid te genieten. Maar op sommige momenten kunnen we ons aardse bestaan zó ervaren. In zorg om gezondheid. In spanning. In verdriet vanwege een lege plaats. In de ellende die we om ons heen zien. Ons aardse bestaan heeft wel degelijk méér weg van een tranendal en een wildernis, dan van een vierbaansweg naar het hemelse Jeruzalem!
Pinksteren verkondigt ons nu, dat God ons in de woestenij van het bestaan door zijn Heilige Geest zeer nabij wil zijn! In de wildernis van ons bestaan, in de tranen en de zorgen, worden we uitgenodigd om nieuwe krachten te putten. In de woestijn van ons leven worden we geroepen om ons leven te laten vernieuwen door zijn Heilige Geest. Zó nodigt de psalm ons uit om bij Christus Jezus te komen en dáár te drinken uit de bron van het levende water. Door Hem ontvangen we het nieuwe perspectief van de eeuwige ontmoeting met Hem. Op onze weg naar dat hemelse Jeruzalem mogen we iedere dag nieuwe kracht putten en mag ons leven dagelijks worden vernieuwd door de heilige Geest.
J.W. Sparreboom