Het Pinksterfeest ligt achter ons. We waren in Jeruzalem waar we Jezus’ leerlingen ontmoetten, die uiteraard Sjavoeot vierden. Zij waren na Pesach grotendeels in Jeruzalem gebleven. Waarschijnlijk kwamen ze steeds bij elkaar in het ruime bovenvertrek waar maar liefst voor 120 mensen plaats was (Hand. 1: 15). Hier hadden ze eerder met Pesach gastvrijheid gevonden. De discipelen hadden de opdracht van hun Meester gekregen om in Jeruzalem te blijven tot ze met kracht uit de hemel bekleed zouden worden (Luc. 24: 49; Hand. 1: 4). Ze waren dagelijks in de tempel (Luc. 24: 53) waar ze God loofden met de liederen van het Hallel, de psalmen 113 tot en met 118.
Op Sjavoeot zullen ze zich, zoals te doen gebruikelijk op dit feest, geconcentreerd hebben op de studie van de Tora. Dit was immers de goddelijke gave die na de uittocht op de berg Sinaï, ten tijde van het feest van Sjavoeot ontvangen was. Zeker zullen ze Jezus’ uitleg hierbij betrokken hebben. Ze ‘waren bijeen’ in het huis en gingen naar de tempel. Waar de Heilige Geest is uitgestort, is onduidelijk. Was dit in het huis tijdens de nachtelijke studie of was het in de tempel waar men heenging voor het morgengebed en het zingen van het Hallel? In ieder geval waren ze op het derde uur, de tijd van het morgengebed, in de tempel te vinden, vol vuur, vol van de Heilige Geest. Petrus hield zijn preek.
Overeenkomstig de traditie werd het boek Ruth gelezen dat spreekt van de toetreding van een niet-joodse vrouw tot het volk van Israël. Zij maakt deel uit van de oogst.
Men zou haar als een eersteling kunnen beschouwen.
Zoals eens bij de Sinaï de stem van de Heer zich verdeeld had in vele tongen, zo gebeurde dit ook hier. Zoals eens aan de voet van de berg Sinaï het vuur hemelhoog opvlamde, tot in het hart van de hemel (Deut 4: 11), zo gebeurde dit ook hier. Zoals Israël bij de Sinaï aangaf te zullen gaan doen wat hun opgedragen was (Ex. 24: 7), zo verklaarden de hoorders van Petrus’ Pinksterpreek zich hiertoe eveneens bereid (Hand. 2: 37). Zoals het volk Israël na zijn doop in de Schelfzee (1 Kor. 10: 1-2) de goddelijke gave van de Tora ontvangen had, zo ontvangt ‘alle vlees’ de gave van vergeving naar het woord van Jeremia en van de Heilige Geest, die de Tora in de harten schrijft. Zoals Ruth toetrad tot de kring van geredden met haar belijdenis dat Israëls God haar God is, zo wordt het aantal bekeerlingen en gedoopten op de naam van Jezus dagelijks uitgebreid (Hand. 2: 47). Aan de Babylonische spraakverwarring komt een einde, waar ieder het evangelie kan horen in zijn eigen taal.
In de leernacht aan het begin van Sjavoeot eet Israël alleen melkproducten. Hierna gaat men Tora lezen, vast voedsel tot zich nemen. Dat heeft een symbolische betekenis. Melk staat voor de eerste beginselen van de Woorden van God (Hebr. 5: 12-14). Als je op het niveau van een pasgeboren kind bent, kun je nog niets verstandigs zeggen over de gerechtigheid. Voor volwassenen is er vast voedsel. Hun zintuigen worden door ervaring geoefend en ze zijn in staat onderscheid te maken tussen goed en kwaad. Groei in kennis en verbondenheid met de Heer geschiedt alleen via het lezen, overdenken en toepassen van Gods heilzaam Woord.
De apostel Paulus constateert bij de gemeente in Korinte dat de gelovigen daar nog steeds baby’s zijn, omdat ze nog gebonden zijn aan de wereld en zich niet door de Geest laten leiden (1 Kor. 5: 1-3). En dat is voor hem een flink zorgpunt. Zou hij zich ook over ons zorgen maken?
G.J. Mink