Mensen van de Weg

Joh. 14: 6 / Hand. 9: 2

Mensen zijn soms een leven lang op zoektocht. Een zoektocht naar een weg die hen bescherming, veiligheid en geborgenheid geeft.

Jongeren trekken met rugzak naar India en Australië. Ze ontmoeten mensen van andere culturen. Ze verblijven soms maanden in kloosters in Tibet op zoek naar spiritualiteit. Het is een zoektocht naar een weg die hen houvast kan bieden.

Ook ouderen zijn op weg. Talloos zijn de cursussen en therapieën die dieper inzicht willen bieden in de geheimen van de mens.

De volgelingen van Jezus worden in het bijbelboek Handelingen ook ‘mensen van De Weg’ genoemd. Daarin schuilt een diepe betekenis, die we in het eerste bijbelboek al tegenkomen.

Abram wordt geroepen op te breken. In het boek Exodus wordt Mozes en het volk Israël geroepen op te trekken en de woestijnweg op te gaan naar het beloofde land…

In het nieuwe testament laat Jezus horen en zien hoe het leven in deze wereld bedoeld is. Hij biedt zijn volgelingen geen nieuwe wereld- of levensbeschouwing maar roept hen op Hem te volgen.

Als één van zijn leerlingen aan hem de weg vraagt, dat wijst Hij op zichzelf: “Ik ben de Weg”. Jezus ging zijn weg in nauwe verbondenheid met De Vader. Daarom wil hij op onze levensweg ook onze reisleider zijn die ons de richting aangeeft.

Wie met Jezus op reis gaat zal ook een vreemde onrust voelen want we hebben hier geen blijvende stad, zegt Paulus.
We zijn mensen van de weg geworden op reis naar God de Vader waarbij de onoverbrugbare kloof van schuld en kwaad hersteld is door Zijn Zoon.
We lopen daar niet alleen maar mogen ons aansluiten bij die ontelbare lange stoet van mensen die op weg zijn naar het Nieuwe Koninkrijk.

J.L. de Vries, ouderling wijk 2