Psalm 31: 16
Deze woorden van David zijn niet de conclusie van een verstandelijke redenering. Nee, deze woorden zijn de belijdenis van een man die op Zijn God betrouwt (vers 2: op U betrouw ik) en die anderen wil bemoedigen (vers 25: wees sterk).
Het zijn woorden waarmee de mens uit de 21e eeuw niet uit de voeten kan. Die heeft zijn tijden in eigen hand genomen, of in de hand van anderen gegeven door wetenschap en techniek.
Maar wat als je tegen de grenzen van je kunnen oploopt of als de hand van de chirurg mistast? In dit Calvijnjaar wil ik u doorgeven hoe de reformator deze woorden las.
Hij leefde in een eeuw van oorlog en godsdienstige spanningen en in het dagelijks leven veel ziekte en de onontwijkbaar aanwezige dood. Calvijn wijst erop dat David hier bewust in de meervoudsvorm spreekt (“tijden”), om daarmee aan te geven hoe onstandvastig en wisselend de toestand van mensen is.
Herkenbaar voor ons toch?
Eén telefoontje, één gesprek met de dokter en ons leven staat helemaal op zijn kop. Te midden van de vele veranderingen waarin het leven van een mens als het ware wordt gewenteld en gedraaid, noemt Calvijn deze belijdenis van David een schuilplaats waarin hij zich kan terugtrekken. Een schuilplaats, een plaats van bescherming, maar ook een plaats van vertroosting en van bemoediging: wees sterk.
Deze woorden van David zijn geen verstandelijke conclusie, geen goedkope religieuze mantra, ook geen vrome reden tot lijdelijkheid. Het zijn woorden die ons ertoe aanzetten onze veiligheid bij God te zoeken. Het is een belijdenis die geleerd wordt op dezelfde weg waarin wij leren belijden dat onze enige troost in leven en in sterven is, dat wij met lichaam en ziel niet van onszelf, maar het eigendom van onze getrouwe zaligmaker Jezus Christus zijn.
Belijdt u dit mee?
J. Braaksma