‘Door zijn geloof had het offer dat Abel aan God bracht meer waarde dan dat van Kaïn.’ (Hebreeën 11: 4)
In de tekst gaat het over een man die een offer brengt: Abel. Wanneer Adam en Eva uit het paradijs zijn verdreven om hun zonde, horen we dat Eva zwanger wordt en een kind krijgt. Eva noemt haar eerstgeboren zoon Kaïn. In die naam klinkt een zekere trots door. Dan volgt er nog een kind: Abel. Abel suist er zomaar tussendoor. Bijna geruisloos wordt Abel geboren. Zijn moeder Eva geeft ook geen toelichting op zijn naam. De naam Abel betekent dan ook iets als ‘een zucht’.
Van Abel weten we ook dat hij herder wordt. Hij trekt met zijn kudde over de steppen naar grazige weiden. Zo verwijst Abel al naar de goede Herder, Jezus Christus.
Beide zonen van Adam en Eva brengen een offer. God merkt het offer van Abel op, maar had geen oog voor het offer van Kaïn. Tussen de regels door kun je opmaken, dat Kaïn een offer brengt van de graanoogst, maar dat Abel veel meer zorg besteedt aan het offer dat hij brengt. Abel kiest voor zijn offer één van de eerstgeboren dieren uit. Abel offert niet het restje aan God, maar datgene wat hij als eerste heeft ontvangen. De eerstgeboren lammetjes zijn het meest kostbaar. Dan kiest hij ook nog eens de mooiste dieren uit. Zo blijkt Abel met toewijding zijn offer aan God te kiezen. Dát brengt de schrijver van de Hebreeënbrief ertoe om te zeggen dat het offer dat Abel bracht meer waarde had dan het offer dat Kaïn bracht.
Dan is de vraag vooral: welk offer brengen wij eigenlijk voor de HERE God. Offeren we eigenlijk wel? Onze carrière, sport en welvaart mogen ons iets kosten en soms kost het ons veel te veel. Maar wat mag de dienst aan de HERE God ons kosten? Financieel: de collecte aan het einde van de dienst heet ook wel de ‘dienst van de offerande’, maar is in werkelijkheid vaak niet meer dan een fooitje. In uren: hoeveel tijd stel je in de drukte van het hele bestaan beschikbaar voor de dienst aan de HERE God? Maar bovenal stelt het offer dat Abel bracht ons voor de vraag of ons hart gericht is op God.
Nadat Kaïn en Abel beiden hun offer hebben gebracht, en de HERE God het offer van Abel opmerkt, terwijl Hij geen oog heeft voor het offer van Kaïn, wordt Kaïn zo boos, dat hij zijn broer vermoordt. Kaïn kijkt niet dezelfde kant op als de HERE God. Kaïn ziet zijn broeder niet staan. Zo wordt Abel het eerste slachtoffer van zinloos geweld. Abel wordt gedood en zijn bloed vloeit over de akker. Het bloed van de vermoorde Abel roept om vergelding, gerechtigheid en wraak. Zo klinkt het bloed van de vermoorde Abel de eeuwen door.
Toch legt de schrijver van de Hebreeënbrief nog een ander accent. Wanneer de Hebreeënbriefschrijver denkt aan het offer van Abel, denkt hij ook aan het hoogste offer dat Abel bracht. Abel bracht het offer van zijn leven. Hij gaf zijn leven voor zijn broeder. Zo leek hij als herder op de goede Herder, Jezus Christus. Jezus offerde zijn leven voor zijn schapen. Jezus Christus gaf zichzelf voor allen die in Hem geloven. In Hebreeën 12 zegt de schrijver dat we genaderd zijn tot God door Jezus Christus, die de bemiddelaar is van een nieuw verbond. Het gesprenkelde bloed van Jezus Christus spreekt krachtiger dan het bloed van Abel. Het bloed van Abel schreeuwt vanaf de aarde om wraak en vergelding. Maar het bloed van Jezus Christus spreekt van genade en vergeving. Dat bloed overstemt de schreeuw van Abel. Terwijl Abel werd vermoord, spreekt het bloed van Jezus Christus zelfs van liefde en vergeving voor moordenaars. Door Christus’ bloed is er verzoening mogelijk.
Ik heb de vaste grond gevonden,
waarin mijn anker eeuwig hecht.
De dood van Christus voor de zonden,
van eeuwigheid als grond gelegd.
Die grond blijft onverwrikt bestaan,
als aard’ en hemel ondergaan.
J.W. Sparreboom