(Op)Groeien

‘Jezus groeide verder op en zijn wijsheid nam nog toe. Hij kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen.’ (Lucas 2: 52)

Kinderen lijken soms in sneltreinvaart op te groeien. Voordat je het weet gaat je kind naar de basisschool. En wanneer je nog een paar keer diep zucht, gaat je kind studeren of werken, op zichzelf wonen of trouwen.

In de tekst blijkt Jezus te groeien als kool. Nog maar heel kort geleden is Jezus in Bethlehem geboren. Acht dagen na zijn geboorte wordt Hij in de tempel gebracht om te worden besneden. En aan het begin van de tekst die we hebben gelezen horen we dat Jezus een opgroeiend kind is. Zo groeit Jezus in enkele verzen uit van klein kind tot puber. Hij wéét als geen ander wat je in de groei meemaakt, wat je denkt en voelt.

Bij het opgroeien wordt Jezus vertrouwd gemaakt met de HERE God. Zijn ouders zijn gelovige Joden en nemen hun twaalfjarige zoon Jezus mee naar het pesachfeest in Jeruzalem. Mooi is dat: geloofsopvoeding betekent vooral je kinderen vertrouwd te maken met de goede gewoonte om in de buurt van God te zijn. Zoals Jozef en Maria hun kind vertrouwd maken met God en zijn Woord, zo mogen wij onze kinderen begeleiden in het evangelie.

Nadat het jonge gezin de feestdagen heeft doorgebracht in Jeruzalem, gaan Jozef en Maria onderweg naar huis. Onderweg blijkt er een misverstand te zijn: Jozef en Maria gaan ervan uit dat Jezus meereist met familieleden en vrienden. Maar aan het einde van de dag blijkt Hij kwijt te zijn. Ze schrikken: hun kind is vermist! Dat is de nachtmerrie van iedere ouder. Voor Maria is dit al een begin van haar lijden omwille van haar Zoon. Nu gaat er al een zwaard door haar ziel, zoals er veel later een zwaard door haar ziel zal gaan, wanneer Jezus sterft aan het kruis op Golgotha.

Ze gaan op zoek naar Jezus en doen dat allereerst op de plaats waar zij Hem verwachten: bij hun familieleden en bekenden. In gedachten zie ik Maria en Jozef teruggaan, de hele weg tegen de stroom in, steeds ongeruster omdat Jezus onvindbaar blijkt. Zo gaan er drie dagen voorbij, zonder dat Maria en Jozef hun kind vinden. Helemaal aan het einde van het evangelie horen we dat opnieuw: vrouwen gaan op zoek naar Jezus en zij zoeken Hem in het graf. Maar ook dan is Jezus niet waar de vrouwen Hem denken te vinden. ‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden?’ vraagt de engel.

Uiteindelijk vinden Jozef en Maria Hem. Of misschien moeten we zeggen dat Jezus hén heeft gevonden. Jezus is vanuit de hemel gekomen om te zoeken wat verloren is. Hij is ook gekomen om zijn vader en moeder te zoeken én vindt hen. Jezus is terechtgekomen in de tempel. Wanneer Jozef en Maria Hem dáár vinden, roepen zij het verwijtend uit: ‘Wat heb je ons aangedaan?!’ Het antwoord van Jezus is merkwaardig voor Maria. ‘Waarom hebt u naar Mij gezocht?’ Jezus is thuis bij de hemelse Vader. Hij woont in het Woord. Hij is Thuis in de Schriften. Dáár kunnen zij Hem vinden. Wanneer wij Jezus kwijt zijn, kunnen ook wij Hem dáár vinden waar Hij thuis is.

Na de woordenwisseling tussen Maria en haar vermiste kind, gaat Jezus met hen mee. Jezus is gehoorzaam aan zijn aardse ouders. Dit is niet alleen een goed voorbeeld voor kinderen, om ouders te gehoorzamen. Hier klinkt de boodschap dat de koning van het heelal zichzelf ondergeschikt maakt aan Jozef en Maria. De Heer, die het heelal regeert, stelt zich vrijwillig onder zijn aardse vader en moeder. Hij kwam immers om te dienen en zichzelf te geven tot een losprijs voor velen. Hij kwam in de wereld om te zoeken én te vinden, wie verloren is:

Zoek, Herder, mij, opdat ik vind;
Anders zo ga ik te gronde.

J.W. Sparreboom