(Handelingen 17)
Paulus is in Athene en wacht daar op zijn medewerkers Silas en Timotheus. En als je toch moet wachten kun je net zo goed even rondkijken op de plek waar je bent. Dat doet Paulus ook, hij lijkt op een willekeurige vakantieganger. Maar
schijnt bedriegt.
Hoe is hij eigenlijk in Athene terecht gekomen? Wel, hij had geprobeerd in Thessalonica en Berea het evangelie te verkondigen. Tot op zekere hoogte was dat ook gelukt. Velen geloofden de woorden die hij sprak over Jezus, diens lijden en opstanding. Maar de gevestigde orde moest er niets van weten en had hem Thessalonica uitgejaagd. En toen de leiders er lucht van kregen dat hij dezelfde boodschap met succes in Berea verkondigde stookten zij het vuurtje op en klaagden hem ook daar aan. Ternauwernood kon hij het vege lijf redden en zijn vrienden brachten hem naar Athene. Hij doodde de tijd met een wandeling door de stad. Daar kwam hij allerlei uitingen van godsdienstigheid tegen; voor elke god is er wel een beeld of een altaar, en om er geen te vergeten, is er ook een altaar voor een onbekende god. Laat Paulus daar nou juist meer van af weten. Dus niks vakantie. Hij benut zijn wachttijd voor het doorgeven van de blijde boodschap, ook in Athene. Wat hij zegt is nieuws; daarom nemen de opiniemakers van de stad Paulus mee naar de Areopagus om hem nader aan de tand te voelen over zijn boodschap. Hij prijst hen om hun godsdienstigheid: zonder het zelf te weten vereren zij met hun altaar de God die de wereld heeft gemaakt. Die God is niet in een beeld te gieten of in een tempel op te sluiten. Hij heeft alles gemaakt, ook de mensen die op de aarde leven. Mensen, zoals u en ik, die werden én worden opgeroepen hun leven op Hem te richten. Dagelijks, ook in de vakantie, elkaar motiveren een nieuw leven te beginnen. Daar kunnen we onze wachttijd voor benutten. De tijd, die ons nog rest tot het einde van ons leven, gebruiken om te vertellen over de grote liefde die ons ten deel is gevallen in de persoon van Jezus Christus.
Zolang de mensen woorden spreken,
zolang wij voor elkaar bestaan,
zolang zult Gij ons niet ontbreken,
wij danken U in Jezus’ naam.
Ad de Waard