Marcus 8: 32
Hoe vaak heb ik deze teksten niet gelezen.
Meestal met ontroering over hoe Petrus mag belijden dat Jezus, de Christus is, de Zoon van de levende God.
Sterk en helder staat het daar te stralen in het middelste hoofdstuk van Marcus.
Bij de bronnen van de Jordaan in Caesarea Filippi: Gij zijt de Christus. Gij zijt de Messias, de Zoon van de levende God.
Dit jaar viel mij een ander woord op bij het maken van de preek.
Als Jezus Zijn discipelen dan leert dat de Zoon des mensen veel moet lijden en verworpen gaat worden en sterven, dan neemt Petrus Hem terzijde en bestrafte Hem. Bestrafte Hem!!
Dat is heel wat meer dan zeggen dat hij niet blij was met deze woorden. Sterker dan zeggen, ik ben het niet met U eens. Bestraffen! Jezus reageert heftig.
Hij draait Zich om en kijkt Zijn discipelen aan en zegt: Ga weg achter Mij, Satan. Gij zijt niet bedacht op de dingen van God maar op die van de mensen.
Jezus noemt niet Petrus zelf, de Satan, maar deze visie.
Jezus ervaart dat bijna als een vierde verzoeking.
Natuurlijk ziet Hij er tegen op wat voor Hem ligt.
Natuurlijk huivert Hij voor de pijn en de bespottingen en vooral juist ook de Godverlatenheid.
Maar tegen de Emmaüsgangers zal Hij ook zeggen: tragen van hart, wist gij niet dat de Messias moest lijden.
Hij moet. En Hij wil. En Hij zal.
Ook nu zijn er mensen die deze teksten liever niet lezen en proberen te beseffen.
Ook nu willen wij een zegevierende Messias.
Sterk moet Hij zijn. Hij moet de dingen veranderen.
Maar de weg naar Pasen loopt door het Kidron dal.
De weg naar Pasen gaat de heuvel Golgotha op.
Wij mogen aan de voet van die heuvel stil staan.
Ook voor ons gaat het Jezus-volgen door dalen.
Ook wij moeten dingen loslaten.
Jezus volgen is wel eens het dal door.
Maar iedere zondag mag een Zondag zijn.
Iedere zondag mag hét Licht verkondigd worden.
Iedere zondag mag na het Lijden van Christus
van het Licht van de Paasmorgen getuigd worden.
Jezus leeft.
En daarom hebben wij zondagen en erediensten en Paasdiensten en Goede Vrijdagdiensten.
En ook Petrus.
Mocht door de opgestane tenslotte stamelen: Gij weet dat ik U liefheb. Gij weet het.
Dat Jezus het ook van ons mag weten.
ds. A.H. Groen