‘De kleine Samuël diende de HEER (…)’ 1 Samuël 2: 18
Het is ingrijpend wanneer een kind in een pleeggezin moet worden opgevangen. In de tekst gaat het over een kind dat al op hele jonge leeftijd uit huis wordt geplaatst: Samuël. De omstandigheden van het gezin waarin Samuël wordt geboren zijn dan ook heel bijzonder. Vader Elkana had twee vrouwen en hield het meeste van Hanna. In haar verdriet stort Hanna haar hart uit voor de HERE. De HERE God verhoort haar gebed: Hanna wordt zwanger en baart een zoon. Snel komt het moment dichterbij waarop Hanna haar gelofte inlost. Hanna brengt haar zoon naar het heiligdom in Silo.
Waar haalt Hanna de moed vandaan om haar zoon weg te brengen? Kennelijk had Hanna het geloofsvertrouwen, dat de HERE God voor haar zoon Samuël zou zorgen en hem zou vasthouden, ook wanneer zij hem zelf moest achterlaten in de tabernakel. Wanneer je kinderen hebt ontvangen, is het de ervaring dat je hen al snel moet loslaten. Dat kan alleen in vertrouwen op Gods belofte. Samuël groeit verder op in het heiligdom van de HEER. Gaandeweg groeit hij zo verder in de dienst aan God en leert hij wat de priestertaken zijn: om te offeren, om te bidden, om het volk van God te vertellen en vooral om te zegenen. Samuël groeit niet alleen in de lichamelijke zin van het woord, maar hij groeit ook in de geestelijke zin van het woord.
Wat is het geheim van deze geestelijke groei van Samuël? De kern van zijn leven ligt erin, dat ‘Samuël dicht bij de HEER opgroeide’. Jaarlijks gaan Elkana en Hanna naar het heiligdom om daar voor de HERE God hun offer te brengen. Tijdens dit jaarlijkse bezoek brengt Hanna een cadeau mee voor haar kind: een nieuw manteltje. Wat Hanna meeneemt is een nieuw priesterkleed. De jonge Samuël draagt vanaf zijn vroege kinderjaren al een priesterkleed. Zo wordt nog eens onderstreept, dat hij vanaf zijn jongste jaren toegewijd is aan de HERE God. Zo groeit Samuël in het heiligdom van de HEER op. Hij leeft heel dicht bij de HERE God. Hij is een spiegel voor ons: hoe dichtbij de HERE God leef ik eigenlijk?
Samuël heeft iets weg van Jezus Christus. Ook van Jezus wordt verteld dat Hij op jonge leeftijd mee gaat naar het Huis van zijn Vader. Jezus moet in de tempel zijn. Ook van Jezus wordt verteld dat Hij opgroeit en in de gunst staat van mensen en van zijn Vader in de hemel. Zo wijst Samuël heen naar Jezus Christus. Méér dan Samuël is de Here Jezus Christus een priester, die vanaf zijn vroegste jeugd vertrouwd is met de dienst aan de HERE God. Jezus wijdt zichzelf geheel en al toe aan zijn Vader in de hemel. Hij sprak over het Koninkrijk van God. Hij zegende het volk. Zieken werden genezen. Hij bad als een priester voor zijn leerlingen. Bovendien is de Here Jezus als een priester naar het kruis gegaan. Daar was Hij zelf het offerlam ter verzoening van onze zonden.
J.W. Sparreboom