Ten derde dage opgestaan uit de doden

Stel u eens voor, dat Jezus na Zijn dood aan het kruis dood gebleven was. Stel u voor, dat Hij net als Socrates of Confucius slechts een mooie herinnering was. Zou dat wat uitmaken? We zouden dan nog altijd Zijn voorbeeld en Zijn onderwijs hebben. Zou dat eigenlijk niet genoeg zijn? Genoeg voor wat? Niet voor het christendom. Als Jezus niet opgestaan was, maar in de dood gebleven was, zou de bodem onder het christendom wegvallen, want dan zouden de volgende vier punten waar zijn:
Ten eerste, om Paulus in 1 Korinthe 15: 17 te citeren: ‘Indien Christus niet opgewekt, zo is uw geloof tevergeefs, zo bent u dan nog in uw zonden’. Ten tweede: er is dan ook geen enkele hoop op onze eigen opstanding; want ook wij zullen dan altijd dood blijven. Ten derde, als Jezus Christus niet is opgestaan, dan regeert Hij ook niet en dan zal Hij ook niet terugkeren en kan alles wat er in de geloofsbelijdenis na ‘gestorven en begraven’ staat, geschrapt worden.
Ten vierde kan dan het christendom niet zijn wat de eerste christenen dachten dat het was: gemeenschap met levende Heere die gelijk is aan de Jezus van de Evangeliƫn. De Jezus van de Schriften kan dan uw held zijn, maar niet uw Heiland.
Om aan te tonen dat Jezus’ opstanding een historisch feit is, noemt de geloofsbelijdenis het tijdstip erbij: ‘ten derde dage’ (daarbij de dag dat Jezus gekruisigd werd onder Pontius Pilatus meetellend, omstreeks het jaar dertig). Op die dag kwam in Jeruzalem, de hoofdstad van Palestina, Jezus weer tot leven en verliet de graftombe, en de dood werd voor altijd overwonnen. Weten we zeker dat dit werkelijk is gebeurd? We hebben daarvoor een hard bewijs. Het graf was leeg en niemand kon het lichaam laten zien. Gedurende een maan land ontmoetten de discipelen de levende Jezus, altijd op onverwachte momenten en meestal in groepsverband (van 2 tot 500). Hallucinaties vinden op die manier niet plaats!
Van hun kant waren de discipelen er zeker van dat de opgestane Heere geen product van hun verbeeldingen was; onvermoeibaar, onder hoon en spot, vervolging, tot de dood erop volgde bleven ze verkondigen dat Hij was opgestaan – een afdoende manier om het boosaardige bericht te ontzenuwen dat zij het lichaam van Jezus gestolen zouden hebben (verg. Matth. 28: 11-11). De gemeenschappelijke ervaring van de christelijke kerk gedurende meer dan negentien eeuwen stemt overeen met het geloof dat Jezus opgestaan is, want de opgestane Heiland ‘wandelt en spreekt met mij langs ‘s levens smalle pad’ en de gemeenschap met Hem behoort tot de fundamentele ervaringen van het leven van de christen. Al deze dingen kunnen alleen maar waar zijn als Christus werkelijk uit de doden is opgestaan. De retorische vraag die prof. C.F.D. Moule dan ook stelt is terecht: ‘Hoe zou de wereldse historicus, die de opstanding van Christus niet als een historisch feit ziet het ontstaan van het christendom dan willen verklaren?’ Zonder de opstanding van Jezus als een objectief, historisch feit te aanvaarden is de loop der geschiedenis niet te begrijpen. Wat is de betekenis van Jezus’ opstanding? Om het met een enkel woord te zeggen: daaruit bleek dat Jezus de Zoon van God is (Rom. 1:4); daaruit bleek Zijn rechtvaardigheid (Joh. 16:10); het liet de overwinning over de dood zien (Hand. 2:24); het garandeerde de vergeving en de rechtvaardiging van de gelovige (1 Kor. 15: 17, Rom. 4:25) en tevens zijn eigen toekomstige opstanding (1 Kor. 15:18) en het brengt hem nu in de werkelijkheid van het opstandingsleven (Rom. 6: 4). Dat is groot! Terecht kun je zeggen dat Jezus’ opstanding het hoopgevendste gebeuren is dat ooit heeft plaatsgevonden.

(J.I. Packer; prof. Packer is Anglicaan en hoogleraar theologie aan
Regent College in Vancouver, Canada)

Ds. M. Klaassen