Romeinen 10: 9-15
Bij de doop van kinderen wordt gebeden. Met de ouders verlangt de gemeente dat de kinderen de Heer zullen aanhangen met een echt geloof, vaste hoop en vurige liefde. Doop en belijdenis worden bijeengehouden in de vraag aan God of Hij ze wil leiden tot belijdenis van de Naam. Immers staat en valt het behoud met het geloven met het hart en het belijden met de mond. De verbondenheid met Jezus Christus is het enige houvast in leven en sterven.
Wij mensen kunnen dit geloof niet geven. We kunnen het niet organiseren. We kunnen wel kaders scheppen om het te bevorderen. Dat mensen tot geloof komen, gebeurt door de prediking van het evangelie. Dit was vroeger zo. Dit is nog steeds het geval. Hierom is het belangrijk dat wij ons stellen onder de prediking van het evangelie. Dit geldt voor oud èn jong. Hierom is het zo dramatisch als mensen de verkondiging aan zich voorbij laten gaan. Door slordig te worden in de kerkgang of die helemaal te staken. Door bij het volgen van de livestream wat door te spoelen naar ‘aansprekende’ elementen in de dienst.
Laat het waar zijn dat de prediking belangrijk is in het tot geloof komen…. Maar dan moet je toch wel een boeiende spreker horen… Zo is het toch? Wat dit betreft is Paulus, die het belang van de prediking zo nadrukkelijk aan de gemeente van Rome voorhoudt, bepaald niet een inspirerend voorbeeld. Hij weet van zichzelf heel goed dat zijn voordracht matig is, om het zacht uit te drukken (1 Korintiërs 2:1). Het viel niet mee om naar hem te luisteren. Hij formuleert moeizaam en kan ingewikkelde dingen vaak niet eenvoudig uitleggen. Zijn collega Petrus kan hem soms moeilijk volgen (2 Petrus 3:15). Toch is Paulus’ bediening zegenrijk geweest. Dit is ze nog steeds. Misschien heeft zijn verkondiging nog wel meer betekenis (gehad) dan die van ‘populaire’ sprekers.
Onlangs las ik een interessante passage uit een eeuwenoud commentaar op Paulus’ brief aan de Romeinen. Origenes (185-254), een van de belangrijkste verdedigers van het christelijk geloof in de vroege kerk, schrijft hierin:
We moeten inzien dat Paulus… niet spreekt met overredende woorden van menselijke wijsheid, maar door de genade die hem is geschonken. Er is immers een groot verschil tussen iemand die spreekt door genade en iemand die spreekt op grond van menselijke wijsheid. In de praktijk gaat het immers bij welsprekende, geleerde mannen, goed van de tongriem gesneden en scherpzinnig, als volgt. Wanneer zij in de gemeenten lang aan het woord zijn en als lof een geweldig applaus oogsten, dan komt toch niemand van de hoorders op grond van die woorden in zijn hart tot berouw; niemand maakt vorderingen in het geloof, en niemand die zich die woorden later weer te binnen brengt, krijgt daardoor ontzag voor God. Integendeel: nadat men het gesprokenen geamuseerd en met genoegen alleen maar heeft aangehoord, gaat men weer weg. Maar vaak genoeg gebeurt het dat mannen die niet beschikken over een grote welsprekendheid en zich niet toeleggen op de opbouw van de preek met eenvoudige en ongecompliceerde woorden veel ongelovigen tot het geloof bekeren. Trotse mensen brengen ze tot nederigheid en zondaren zetten ze aan tot bekering. Dit wijst erop dat zo iemand… spreekt door de genade die hem is geschonken.
Het gaat om het eenvoudige getuigen. Dit wil de Heer gebruiken. Dit gebeurt door de prediking in de kerk. Maar ook door gewone communicatie van mensen die zelf door de Heer zijn aangeraakt. De centurio in Kapernaüm had over Jezus gehoord. Het werkte bij hem heilzaam uit. Zo zelfs dat Jezus zegt dat hij een groot geloof heeft (Mattheüs 8: 5-13).
Van grote betekenis is dat we mensen aan de voeten van de Heer brengen zoals de vrienden van de verlamde man deden. Jezus vergeeft hem zijn zonden als Hij het geloof van zijn vrienden ziet (Lucas 5: 17-26). Gelovige mensen mogen dus in hun eenvoudige getuigenis een heilzame betekenis hebben voor hun kinderen en voor allen die de Heer op hun weg brengt. Opdat ook zij tot geloof komen en het houvast krijgen waar ze niet zonder kunnen.
G.J. Mink