Twee vragen ds. S.J. Verheij

Twee vragen                                                                                                                                ds. S.J. Verheij
Waar bent u? (Gen. 3: 9)
Waarom hebt U Mij verlaten? (Matth. 27: 46)
Een ouderling vertelde het volgende: In een preek had hij gehoord dat één van de meest gestelde vragen per mobiel is: ‘Waar ben je?’ Of dat waar is of niet, het is in ieder geval dé vraag die God aan ons, mensen, stelt: ‘Waar ben je? Waar zit je?’ Andersom wordt de vraag ook gesteld. Aan het kruis roept de tweede Adam, Christus, uit naar God: ‘Waar bent U? Mijn God, Mijn God waarom hebt U Mij verlaten?’ Waar ben je? Waar zit je? Het is de vraag van iemand die op zoek is. Ook Gód zoekt. God is iemand kwijt: Zijn schepsel, Adam, de mens. Waar bent u, waar ben jij? Schuldig en bang verbergen Adam en Eva zich in het Paradijs. Dwaas natuurlijk. Hoe kun je je voor God verbergen? Maar of wij wijzer zijn?
Als God je aan gaat spreken, heb je de neiging weg te duiken. Hij brengt teveel aan het licht.
Niet alleen mijn zonde en schuld, maar ook mijn angst, pijn en onzekerheid. We verdwijnen liever dan dat we in het licht van God staan. Je kunt jezelf op veel manieren verbergen, ‘laten verdwijnen’. Je stort je op het leven, op het werk van alledag, op het onderhouden van contacten, enz. Het is een soort ‘verstoppertje spelen’. Maar dan wel aan de rand van een afgrond. Ondertussen weet God heel goed wie we zijn en hoe het ervoor staat. Toch is Zijn eerste vraag niet: ‘Vertel, wat heb je uitgevoerd?’ Hij roept ons tevoorschijn. Hij is bewogen naar ons op zoek: ‘Waar ben je? Kom eens voor de dag.’ Heel persoonlijk spreekt Hij ons aan. ‘Genade’ heet zoiets. God had mogen zwijgen en ons laten zitten waar we zitten. Eeuwige duisternis. Maar Hij zoekt ons op! Hier zijn gewoon geen woorden voor. Toch zijn er woorden aan gegeven.
Guido de Brès heeft het in de Nederlandse Geloofsbelijdenis in stille verwondering onder woorden gebracht. Onovertroffen schrijft hij Gods opzoekende liefde en genade uit.
“Wij geloven dat onze goedertieren God, toen Hij zag dat de mens zich in de lichamelijke en geestelijke dood gestort en zich volkomen ongelukkig gemaakt had, hem in zijn wondere wijsheid en goedheid Zelf is gaan zoeken, toen hij bevend voor Hem vluchtte, en hem heeft getroost met de belofte hem Zijn Zoon te geven die geboren zou worden uit een vrouw om de kop van de slang te vermorzelen en hem zalig te maken” (Artikel 17). God is ‘Zelf gaan zoeken’… Gods Zoon heeft gedaan wat beloofd was: de kop van de slang vermorzelen. Ja, Gods Zoon, die één is met God en altijd gericht is op Zijn Vader. Het is een hartstochtelijke liefde over en weer. Wat onmogelijk is, wordt mogelijk. Aan het kruis wordt Hij door God verlaten. ‘Mijn God, waar bent U!?’ Waarom hebt U Mij verlaten? Wat Adam, wat mij moet treffen, treft Hem… God verlaat Zijn Zoon om Zich met ons te kunnen verbinden. Wat een wonderlijke wijsheid en goedheid van God. Dit gaat zó ver, Híj gaat zover. Wie is als Hij? De Geest geeft oog en hart voor Hem. Het licht valt steeds meer op Hem. Hij vindt mensen die Hem niet zoeken. ‘Adam, mens, waar ben je?’ Waarom zou je je blijven verbergen? Opnieuw verbergen? Er staat teveel op het spel. Hij spreekt ons aan. In het bijzonder door die Man aan het kruis.