Vergeven

Vergeven

En Jezus zei: “Vader, vergeef het hun,
want zij weten niet wat ze doen”. (Lucas 23: 34)

Jezus wordt naar Golgotha gebracht, om, na zijn onterechte veroordeling door Pilatus, te worden gekruisigd. Samen met twee misdadigers brengen de Romeinse soldaten hem naar de plaats van de terechtstelling. Het moet een afgrijselijk tafereel zijn geweest. De spijkers dringen dwars door handen en voeten. Wie kan zich voorstellen welke pijn deze mannen moeten doorstaan? We kunnen ons indenken dat je dan volledig op jezelf wordt terug geworpen en geen aandacht schenkt aan een ander. En toch, toch denkt de Heer aan de mensen die Hem en zijn medegekruisigden dit aandoen. En Hij bidt! Hij bidt tot zijn hemelse Vader en vraagt hen te vergeven, omdat ze niet weten wat ze doen. Ze doen slechts wat hun door hun commandanten wordt opgedragen. Ze kennen Jezus als bekende figuur, verder weten ze niets van Hem en al helemaal niet van de twee andere mannen. Ze spijkeren nog snel even, spottend, een bordje met het opschrift “Dit is de Koning der Joden” boven zijn hoofd. Tot ergernis van de joodse leiders. Wat weten zij met zijn allen van Jezus’ Koningschap? Ze hebben het niet begrepen. Toch bidt Jezus voor hen: voor soldaten, leiders, het volk, voor allen die schuldig zijn aan deze misdaad. Met zijn gebed om vergeving opent de Heer toch een toekomst voor de mensen toen en voor ons nu.
We mogen dankbaar aanvaarden dat deze woorden ook voor ons zijn gebeden. Tegelijkertijd draagt het Woord van God ons op om op dezelfde wijze te handelen. Met het Onze Vader bidden we, soms uit gewoonte, om vergeving, zoals wij ook onze medemensen vergeven . . . Dat is best moeilijk. Helemaal als het om grove mensenschendingen gaat. Denk aan wat IS onschuldige mensen, christenen en anders-gelovigen aandoet. Daarbij valt wat ons wordt aangedaan veelal in het niet. “We moeten hen vergeven. Als we dat niet doen, zet de pijn zich om in haat en dat sluit de deur naar Gods genade”, zegt een Irakese christen. Wij kunnen, nee, moeten daar een voorbeeld aan nemen. Alleen door vergeving wordt de weg naar verzoening en naar God geopend.

Geef mij dat ik van harte zeer
mijn vijand mag vergeven,
zoals Gij mij vergeeft, o Heer,
en geeft aan mij het leven.
Uw woord zij onderweg mijn spijs,
om zo mijn ziel te voeden,
mij te hoeden
op weg naar ‘t paradijs.
Geleidt Gij mij ten goede. (Gezang 404: 2)

Ad de Waard