‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op u vertrouw ik.’
Psalm 91: 2
We leven in een verwarrende en spannende tijd. Het coronavirus waart rond en het is hoogst onzeker hoe de pandemie zich ontwikkelt. Ingrijpende maatregelen, die ook het kerkelijke leven troffen, waren al nodig en werden nog verder aangescherpt.
In de tijd van de psalmist was het weliswaar geen coronavirus dat rondging, maar wel is er de dreiging van de zwarte dood. Bovendien vliegen er dodelijke pijlen om zijn oren. Het is oorlogsgebied voor de psalmist. Gevaren zijn voor de psalmist alomtegenwoordig.
Wat de psalmist bezingt, is wel heel herkenbaar in onze tijd. Het coronavirus maakt vele slachtoffers. Op dit moment nog vooral in Italië en Spanje, maar de vrees is aanwezig dat ook in ons land velen besmet raken. Bovendien zouden we bijna vergeten dat nog veel meer mensen op talloze plaatsen in de wereld op de vlucht zijn voor geweld.
Als een klein, angstig vogeltje bibbert de psalmist in zijn strijd om te overleven. Gevangen door een dichtgeklapt net.
Zó kunnen we soms voelen: angstig om wat gaat komen, onzeker over de toekomst.
En toch. Ondanks deze werkelijkheid zingt de psalmist een lied van vertrouwen. Hij is niet moedeloos of hopeloos.
Hij zingt over een vesting en een vaste burcht, waar hij schuilt. Daar hebben pijlen geen vat op hem. Hij zingt over moeder-vleugels, die zich ontfermend over hem uitstrekken. Hij wéét: zo is God! Innig spreekt de dichter Hem aan als mijn God, mijn vesting, mijn toevlucht! Hij weet zich veilig en geborgen, wat hem ook overkomt in het leven.
In Jezus Christus krijgen de woorden van de psalmist een nóg diepere betekenis. Jezus Christus kwam in deze wereld om zijn leven te geven. Hij kwam om te redden. Wie in Hem gelooft, mag zich het eigendom weten van Christus. Door het geloof in Hem ben je veilig en geborgen. Ook wanneer je wordt getroffen door een pijl. Of wanneer het dodelijke virus nog dichterbij komt. In leven en sterven ben je dan van Hém.