‘Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere onze God ertoe roepen zal’ (Handelingen 2: 39).
We hebben het Paasfeest gevierd. En we lezen nu woorden, die klonken na de eerste Pinksterpreek van Petrus. Duizenden mensen hebben naar hem geluisterd! En na de preek, als Petrus ‘amen’ heeft gezegd, roepen ze met verslagen harten uit: Wat moeten wij doen? Er is wat gebeurd onder de preek. De mensen zijn helemaal van slag, ondersteboven. Zij werden erop gewezen dat zij schuldig staan aan de dood van Jezus. Deze Jezus, Die u gekruisigd hebt, zo besluit Petrus zijn toespraak (vers 36). Maar hij heeft wel een antwoord op de vraag, die gesteld wordt: wat moeten wij doen? En verslagen harten horen de oproep tot bekering, de uitnodiging tot de doop, en de belofte van de Heilige Geest. We lezen dat in vers 38: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.
Oproep tot bekering, tot omkering. Dat betekent heel concreet dat er iets, ja alles veranderen moet in ons leven. Niet meer denken en leven vanuit onszelf. Wat ik wil doen en bereiken. Maar denken vanuit de wil van God: wat wilt U dat ik doen zal. Die oproep tot bekering en tot de doop verzint Petrus zelf niet. Hij onderbouwt het met de woorden: want voor u is de belofte.
Welke belofte? Dat wordt a.h.w. samengevat in de hoofdzin van ons doopformulier: De Heilige Doop betuigt en verzegelt de afwassing van de zonden door Jezus Christus. Daarom werden wij gedoopt in de Naam van een drie-enig God: in de Naam van de Vader: Ik maak een eeuwig verbond der genade met je. In de naam van de Zoon: Ik verzeker je van de vergeving van de zonden. In de naam van de Heilige Geest: ik wil in je wonen om je toe te eigenen wat ons in Christus geschonken is: de vergeving van zonden, de dagelijkse vernieuwing van het leven en de eeuwige zaligheid. Wat een beloften. Nauwelijks te bevatten.
Bij onze doop is gebeden: Opdat wij met onze kinderen in het eeuwige leven geheel rein, een plaats zullen krijgen. Om eeuwig te zingen van Gods goedertierenheden. Wat een toekomst. Hier beneden is het niet. Hier een korte tijd van verdrukking, van moeite en verdriet. Een voortdurend sterven, staat in het doopformulier. Maar sterven om te erven. Als erfgenaam van het rijk van God en van Zijn verbond zijn we gedoopt. Daarbij is het betuigd en verzegeld dat wij tot Gods kinderen en erfgenamen aangenomen zijn. De erfenis wordt verkregen. Door het sterven van een Ander. Van Jezus Christus.
Voor u is de belofte. De belofte van de gave van de Heilige Geest. Die het uit Christus neemt. Beloften voor u en voor uw kinderen. Die belofte is verzegeld. God is waarachtig in het vervullen ervan. We kunnen op Hem aan, op Zijn woord aan. Beloofd is beloofd. Voor u is deze belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn. Zovelen als de Heere onze God ertoe roepen zal. Om in de kracht van de Heilige Geest te zoeken de dingen die boven zijn, waar Christus is en niet die op de aarde zijn. Hij roept en heeft geroepen, opdat wij ook zullen roepen: tot God zullen roepen, pleitend op Zijn verbond en roemend in Zijn trouw alleen.
Ds. W.C. Meeuse