Voorbereiding

Zij deed dat als voorbereiding van Mijn begrafenis
(Matthéüs 26: 12b)

De Heere Jezus heeft inmiddels vier keer aangekondigd dat Hij gaat sterven. En nu, in het huis van Simon de melaatse in Bethanië, onthult Hij de datum. Hij zegt tegen Zijn discipelen: “Nog twee dagen en dan sterf Ik. Nog 48 uur en dan word Ik begraven.”

Dit is de eerste keer dat in het Evangelie van Matthéüs dat akelige woord wordt gebruikt: het woord ‘begrafenis’. En het is tevens de laatste keer.
Terwijl Jezus op een rustbank ligt, wordt Hij door een vrouw gezalfd. Zij giet een hele fles kostbare nardusolie over het hoofd van de Heere Jezus. En terwijl zij dat doet, lijkt het wel alsof zij bezig is het lichaam van de Jezus te balsemen. En met de geur van haar zalf, probeert zij de geur van Zijn dood te verdrijven. Een aangrijpend gebeuren!

Ik kan mij goed voorstellen, dat u er moeite mee hebt om over uw eigen begrafenis te praten. Het liefst schuiven wij de dood zo ver mogelijk voor ons uit en stellen wij het gesprek over onze begrafenis zo lang mogelijk uit.

Toch moeten wij ons tijdens ons leven ons voorbereiden op ons sterven.
Een tijdje geleden was ik op huisbezoek. Wij spraken samen over de zorgen, die je als man en vrouw voor elkaar hebt, over het ouder worden en over het naderen van de dood.

Toen zei die vrouw tegen mij: “Dominee, ik heb alles geregeld. In de kast ligt een map, met daarin de tekst voor de rouwkaart, de liturgie voor de rouw-dienst en de lijst met namen en adressen. Niet alleen voor mijzelf, maar ook voor mijn man.”
Ik antwoordde haar: “Ik denk dat het goed is, dat u dat gedaan hebt, niet alleen voor uzelf, maar ook voor uw man en voor uw kinderen en kleinkinderen. Dat geeft rust.”

De beste voorbereiding op onze begrafenis, is de geestelijke voorbereiding.
U vraagt: “Wat houdt dat in?” Kijk maar naar deze vrouw. Zij belijdt openlijk dat zij de Heere Jezus liefheeft. Zij bemint Hem met hart en ziel. En daarmee overhandigt zij ons haar geestelijke testament.

Als predikant sta ik vaak op de grens tussen leven en dood, tussen tijd en eeuwigheid. En ik heb het herhaalde malen meegemaakt, dat de rouwdragende familie bijzonder getroost werd door het getuigenis van de overledene.

Zullen wij daar ook werk van maken: van ons geestelijke testament!
Petrus belijdt: “Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb!”

Wat deze vrouw op woensdagavond bij een levende Jezus doet, dat wordt door Jozef van Arimathea en Nicodemus op vrijdagavond bij een gestorven Jezus gedaan. In Johannes 19 vers 40 lees ik: “Zij namen dan het lichaam van Jezus en wikkelden het in linnen doeken, met de specerijen, zoals het de gewoonte van de Joden is bij het begraven.”
En wat deze mannen op vrijdagavond niet hebben kunnen afmaken, dat willen de vrouwen op zondagmorgen voltooien. Ik lees in Lukas 24 vers 1: “En op de eerste dag van de week gingen zij, heel vroeg in de morgen, naar het graf en brachten de specerijen mee die zij gereedgemaakt hadden, en sommigen gingen met hen mee.”

Deze vrouw, volgens de andere Evangeliën is het Maria, heeft dat begrepen. Want terwijl zij met al de liefde van haar hart de Heere Jezus zalft, leeft het lied in haar hart:

Jezus, leven van mijn leven,
Jezus, dood van mijne dood,
die voor mij U hebt gegeven,
in de bangste zielenood,
opdat ik niet hoop’loos sterven,
maar uw heerlijkheid zou erven,
duizend, duizend maal, o Heer,
zij U daarvoor dank en eer!

Ds. H.J. van der Veen