Jakobus 1: 5 (Herziene Statenvertaling):
“En als iemand van u in wijsheid tekortschiet,
laat hij die dan vragen aan God,
Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt,
en ze zal hem gegeven worden”.
In de huisbijbelkring waar ik al jaren aan mag deelnemen hebben wij de afgelopen weken nagedacht over een nieuw boek om met elkaar de rest van dit seizoen te lezen en te bespreken. Na eerder aan de hand van een boekje de gehele brief van Paulus aan de Galaten behandeld te hebben, en vervolgens het boekje van ds. Van der Veen “In Zijn spoor”, zijn we nu voornemens de brief van Jakobus met elkaar te gaan bespreken. Een korte brief uit het Nieuwe Testament met slechts 108 verzen in 5 hoofdstukken. Als hulpmiddel willen we het boek “Boodschap van Jakobus” van Alec Motyer gebruiken. Ik heb het boek nog niet, maar ben wel ter voorbereiding het Bijbelboek Jakobus gaan lezen.
Jakobus heeft zijn brief geschreven aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn, zo lezen we in het eerste vers. Na de ballingschap verbleven vele Joden in landen buiten het beloofde land, en ook in de tijd van Jakobus waren vele christenen van Jeruzalem weggetrokken uit angst voor de vervolging van de eerste gemeenten. De christenen toen, maar ook in onze tijd, kregen in meer of mindere mate te maken met beproevingen. Al lezend in het eerste hoofdstuk was het met name de tekst uit vers 5 die mij raakte. In dat vers gaat het over de wijsheid die van God gegeven wordt. We mogen een vers natuurlijk niet zomaar uit zijn verband trekken, en daarom vertel ik kort waarover dit gedeelte van het eerste hoofdstuk gaat.
Jakobus bemoedigt de christenen in de verzen 2 t/m 4 en zegt hun dat zij ondanks dat zij in vele beproevingen (verzoekingen zegt hij) terecht zullen komen, dit hen tot zegen zal zijn. Beproeving van het geloof zal namelijk volharding teweegbrengen. Hij spoort hen aan om te volharden zodat de volmaaktheid binnen handbereik komt. En dan komt onze tekst. Die is absoluut waar, want wij schieten wel degelijk te kort in wijsheid: hoe zijn we goed voorbereid, of met een ander woord: toegerust, om die beproevingen te lijf te gaan? Wijsheid om dat goed te kunnen doen, moeten we vragen aan God, die overvloedig zal geven! We moeten dus niet bidden of Hij de beproevingen van ons wil wegnemen, maar om wijsheid en verstand om de beproevingen te kunnen doorstaan. Matthew Henry zegt in zijn Bijbelverklaring over deze tekst: “Wijs zijn in tijden van beproeving is een bijzondere gave van God, en wij moeten dat bij Hem zoeken”. Jakobus bemoedigt de gelovigen in de tekst dat God deze wijsheid zál geven. Niet een klein beetje, maar overvloedig! Wat een rijke belofte! God komt ons te hulp in welke beproeving dan ook. Graag zouden wij zien dat die beproeving wordt weggenomen, maar de weg van de Heere is vaak zo anders. Dat wil niet zeggen dat het gemakkelijk is om met die beproeving om te gaan, zeer zeker niet. Maar God wil ons wel overvloedig bijstaan om de beproeving, welke dat ook is, het hoofd te bieden.
Jakobus laat het hier echter niet bij. In vers 6 roept hij zijn lezers er toe op om de wijsheid aan God te vragen in geloof en daaraan niet te twijfelen. De door God gedane belofte is 100% waarheid, en dat vraagt van ons een vast geloof dat Hij die belofte ook zal waarmaken. Diezelfde aansporing met dat vaste vertrouwen lezen we ook van de Heere Jezus als Hij de mensen leert bidden in Lukas 11: 9-13. In vol vertrouwen roept Hij ons op om te bidden én niet te twijfelen: “En Ik zeg u: Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden”.
Deze tekst, waarin we mogen vragen om wijsheid, kunnen we naar mijn mening ook toepassen op de gehele gemeente als lichaam van Christus. In de uitwerking van het thema discipelschap waarmee we gemeentebreed het laatste jaar bezig mochten zijn, maar ook als belangrijk thema van de beleidsplannen, komt het thema ‘toerusting’ telkens naar boven als belangrijk aandachtspunt. Toerusting van onze kinderen en jongeren om als christen in deze maatschappij te kunnen staan, toerusting van de ouders om hun kinderen daarin te leren en onderwijzen, toerusting van de ouderen die soms zo worstelen met hun geloofsvertrouwen, toerusting voor de leiders van clubs, catecheten, en ga zo maar door. De roep om (meer) kennis wordt breed uitgedragen. Dat begint allereerst bij het bidden om die wijsheid, zoals Jakobus in zijn brief laat zien. Naast het (dagelijks) lezen van Gods Woord is het gebed om wijsheid essentieel. De verkondiging van het Evangelie in de erediensten is daarbij van grote waarde: door middel van Zijn dienaren wil de Heere immers zelf ons leren en wijsheid bijbrengen. Deelnemen aan catechisaties, (huis-)bijbelkringen, verenigingen, clubs en allerlei andere activiteiten is verder een goede basis voor een stuk toerusting om zodoende in wijsheid toe te nemen. Bovenal is de zegen van onze God onmisbaar; laten we daar om blijven bidden. En dan mogen we Paulus nazeggen wat hij schrijft in 1 Thessalonicenzen 5: 24: “Hij Die u roept, is getrouw: Hij zal het ook doen”.
A.J. ’t Jong, scriba wijk 3