‘De volgende dag zag Johannes Jezus naar zich toe komen en hij zei: Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt!’ (Joh. 1: 29).
Het gaf behoorlijk wat onrust. De restauratie van het beroemde altaarstuk ‘Het Lam Gods’ was zo grondig gedaan dat het Lam je opeens leek áán te kijken. In plaats van wij die keken naar het schilderij, keek het naar ons. Om ons aan te sporen na te denken over zonde en verzoening.
Niet ik…
Zo staat Johannes aan de oever van de Jordaan. Hij mag de wonderlijke opdracht uitvoeren om een wegbereider te zijn voor de Heere Jezus Christus zelf. ‘Ik ben de Christus niet’ (Joh. 1: 20), was het antwoord iedere keer wanneer men hem ernaar vroeg. Wie bent u, Johannes? ‘Ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere recht, zoals Jesaja, de profeet, gesproken heeft.’ En: ‘Hij is het Die na mij komt, Die vóór mij geworden is, bij Wie ik het niet waard ben de riem van Zijn sandalen los te maken.’ Zo sprak Johannes over zichzelf. …
Maar Hij!
En dan komt daar de dag dat Jezus tussen de mensen staat. Een onvergetelijk moment. ‘Johannes zag Jezus naar zich toekomen…’ (vers 29). Tussen de honderden mensen herkent hij die Ene. En tussen die honderden toeschouwers wijst zijn vinger opeens naar Hem. Zie…! Kijk daar…! En door de Heilige Geest gedreven klinken daar de meest diepe woorden die over Jezus gezegd kunnen worden: ‘…het Lam van god, Dat de zonde van de wereld wegneemt’.
Het Lam
Christus komt als een Lam. En Johannes roept ons op om dat te zien. Het Lam van God dat de zonden wegneemt. Hij moest als het Lam sterven aan het kruis, om onze zonden op Zich te nemen. Hij moest de straf gaan dragen die wij verdienen. Hij moest het oordeel in, opdat wij vrijgesproken kunnen worden. Hij de vloek, wij de zegen. Hij voor mij, omdat wij anders de eeuwige dood moeten sterven. En Hij is gegaan. Zo kijkt het Lam ons in deze lijdenstijd aan. Ik voor u. En Johannes zegt: Niet wegkijken…! Zie… Zie het Lam van God. Met de ogen van het geloof. O, zie hoe Jezus lijdt voor mij. Opdat u het door genade mag ondervinden: ‘Wij vinden allerlei vertroosting in Zijn wonden, en hebben niet van node enig ander middel te zoeken of uit te denken om ons met God te verzoenen, dan alleen deze enige offerande, eenmaal geschied, door welke de gelovigen in eeuwigheid volmaakt worden’ (NGB art. 21).
Ds. Teeuw