Zie, Ik kom. Een adventstekst. Advent betekent immers: komst. Zondag is de eerste van vier adventszondagen. Vier adventsweken volgen om na te denken over het belang van de komst van de Zoon van God, waarvan Johannes schrijft: het Woord is vlees (mens) geworden (Johannes 1 : 14).
Psalm 40 is een adventspsalm. Boven deze psalm staat: vertrouwen op Gods genade. Die genade heeft God getoond in het zenden van Zijn eniggeboren Zoon. Daaraan denken we in deze adventstijd. Want ook psalm 40 is vervuld in Jezus Christus. Als we goed lezen, gaat het over Hem. In Jezus Christus krijgen deze woorden hun volle waarheid.
De psalm is een danklied. Blijkbaar is David gered uit een groot gevaar. Welk gevaar, weten we niet. Mogelijk in zijn vervolging door Saul voordat hij koning werd. Of bij de vlucht voor zijn zoon Absalom.
Hij zingt van zijn ellende, van de verlossing en ook van zijn dankbaarheid. Maar niet in deze volgorde. In de eerste 11 verzen lezen we een loflied. Het tweede deel laat zien dat de dichter om Gods hulp verlegen is. Gods handelen in het verleden geeft hem vertrouwen voor de toekomst, ook in moeilijke omstandigheden. Daarom begint hij God te loven. En als profeet overziet hij de toekomst: de Zoon van David zal komen.
En hij voert Hem sprekend in: Zie, Ik kom. In de Herziene Statenvertaling terecht met hoofdletters aangegeven. Het gaat immers om de komst van Christus.
Zie, Ik kom. In de boekrol is over Mij geschreven. Nee, het komt niet uit de lucht vallen. We horen later Andreas zeggen: we hebben de Messias gevonden (Johannes 1: 42).
En Filippus vond Nathanaël en zei tegen hem: wij hebben Hem gevonden, over Wie Mozes in de wet geschreven heeft en ook de profeten (Johannes 1: 46). In de boekrol is over Mij geschreven: heel het Oude Testament spreekt over de komst van de Messias, de Verlosser.
Vol van de belofte: toen zei Ik: zie, Ik kom. Dat zei Ik toen al. Toen de offers gebracht werden, die in Mij hun vervulling vonden. Toen het onmogelijk leek dat een mens behouden zou kunnen worden. In de boekrol is van Mij geschreven: brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist. Want die offers wezen alleen op de vervulling in de volheid van de tijd: toen zei Ik: Ik kom om Uw wil te doen. Zie Hebreeën 10: 9. Ik zal de weg gaan, die de Vader Mij wijst. Ik voor u, daar u anders de eeuwige dood moest sterven. Ik zal Uw Naam verheerlijken op de aarde. Ik zal de schuld betalen. Ik zal de zonde verzoenen.
Beloofd om te komen. En Die gekomen is. Hij zegt Zelf waartoe: om Uw welbehagen te doen. Ook wel vertaald met: om Uw wil te doen. Dit is de wil van Mijn Vader, dat U gelooft in de Naam van de Zoon van God (Johannes 6: 40). Het is niet onduidelijk dat dit Zijn eten en drinken was (Johannes 4: 34). Daarom leerde Hij ons bidden: Uw wil geschiede, zoals in de hemel, zo ook op de aarde (Mattheüs 6: 10).
Welbehagen. Nee, dat behoeft geen moeilijk woord te zijn, van vroeger of zo. Welbehagen zegt iets van God, van Zijn wil, van Zijn verkiezend handelen. In een woordenboek weergegeven met: welgevallen, genoegen.
Dit is het welbehagen: een groot volk in het leven behouden. Het evangelie verkondigen. Zoals het van de hemel geklonken heeft: ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen. (Lukas 21: 14).
Ds. W.C. Meeuse