Zingen

Efeziërs 5: 18-20

Zingen behoort tot de wezenskenmerken van de christelijke eredienst. Het is van belang voor de versterking van het persoonlijk geloof. Wie kent niet de ervaring boven zichzelf uit te zingen? Zo wordt geloof bevestigd. Wat een zegen is het liederen uit het hoofd, ‘by heart’ te kennen. Soms komt onder een wandeling een lied spontaan in je op. Je wordt er blij van.

Zingen is ook van betekenis voor de gemeente-opbouw. Niets verenigt de gemeente zozeer als de samenzang. Wel is het dan zaak ook de breedte van het bijbels getuigenis en de uitingen van diverse elkaar aanvullende geloofsbelevingen verwoord en bezongen te krijgen. Hierom moeten we liederen blijven oefenen.

Anders wordt ons ‘fonds’ wel heel erg klein en doen we onszelf en elkaar tekort.

Ten slotte is zingen een uiting van dankbaarheid naar God toe. God troont op de lofzangen van zijn volk. De gemeentezang maakt niet alleen de gelovigen blij, maar ook de drie-enige God. Niet voor niets kunnen we in het bijbelboek Openbaring over de veelvuldige en veelstemmige hemelse lofzang horen.

De liederen die we zingen zijn een uiting van geloof. Dat is de ene kant van de medaille.

De andere kant is dat liederen reflectie zijn van het bijbels getuigenis, van de openbaring van de drie-enige God.

De apostel Paulus schrijft in Efeziërs 5 over ‘psalmen, hymnen en liederen die de Geest ingeeft’. Met psalmen worden primair de 150 die opgenomen zijn in het Oude Testament bedoeld. Zij spreken over de persoon en het werk van God de Vader in de gelovige. Met ‘hymnen’ worden primair de liederen aangaande de persoon en het werk van Christus, de Zoon, bedoeld. Ook hiervan vinden we voorbeelden in de Bijbel. Paulus haalt er zelfs in zijn brieven enkele meer of minder uitvoerig aan (Filippenzen 2: 6-11; Kolossenzen 1: 15-20; 1 Timoteüs 3: 16). Ten slotte zijn er de ‘geestelijke liederen’ waarmee, volgens sommige uitleggers, de direct gegeven liederen in tongentaal, een gave van de Geest worden bedoeld.

De gemeente aanbidt haar drie-enige Heer, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Om werkelijk goed te kunnen zingen, moet een christen vol zijn van de Heilige Geest. Sommigen zullen dat als overgeestelijk diskwalificeren of er niets van snappen.

De mensen die in Jeruzalem getuige waren van de uitstorting van de Heilige Geest, maar er niets van begrepen, dachten dat ze met dronken mensen te doen hadden. Maar er is geen sprake van liederlijkheid van mensen die zich bedronken aan wijn. Nee, er is sprake van het zingen van liederen door mensen die vol zijn van de Heilige Geest.

Als een christen werkelijk zich door de Geest laat vullen, gaat hij zingen.

Nu al vindt dit plaats. In talloze huizen bij de internetuitzending.

In de hemel door hen die ons zijn voorgegaan.

Door voorzangers in de kerk. En straks, hopelijk weer door ons allen, samen in de kerk.

Laten we ons hierop voorbereiden door te bidden om vervulling met de Geest!

Als we dat doen, wat zal dan ons lied straks uitbundig zijn!