Na bijna 79 jaar moest, zo konden we in het vorige Kerkblad lezen, het Hervormd Kerkkoor worden opgeheven. De leden hebben, vaak jarenlang, met hart en ziel gezongen tot eer van onze goede God. Aan talloze bijeenkomsten en kerkdiensten hebben zij hun gewaardeerde medewerking verleend. Hiervoor moest ook intensief worden geoefend. Aan de wekelijkse repetities deden velen trouw en uiterst gemotiveerd mee. Dat gaf ook onderling een bijzondere samenbinding. Toch kon het niet verder. Na het uitbundig vieren van het 75-jarig jubileum in 2018 kon toch helaas het volgende lustrum niet worden gehaald. De coronapandemie noodzaakte de repetities stil te leggen en mede dankzij de gevorderde leeftijd konden deze door en door geoefende zangers geen doorstart maken. Dat doet pijn en vervult met weemoed.
Namens de Hervormde Gemeente mag een hartelijk dankwoord voor al die jarenlang getrouwe inzet niet ontbreken. En dat doet het dus ook niet. Zoals vele kerkkoren viel de oprichtingsdatum in de oorlogstijd. Dit hield uiteraard verband met elkaar.
Vooroorlogse verenigingen op cultureel gebied konden slechts hun activiteiten voortzetten als ze zich aanmeldden bij de
‘Kultuurkamer’ en de regels van de bezetter gingen opvolgen, wat als een vorm van collaboratie kan worden gezien. Om die reden schoten nieuwe verenigingen als paddestoelen uit de grond. Zo ook in Sliedrecht. Het Sliedrechts Gemengd Koor, waarvan zelfs de joodse Heintje den Hartog deel uitmaakte (zij werd in december 1942 in Auschwitz vergast), maakte als kerkelijk Vrijzinnig Hervormd Kerkkoor onder leiding van juffrouw Doets in 1942 feitelijk een doorstart. Hiervoor hoefde men zich niet aan te melden bij Kultuurkamer, omdat kerkelijke verenigingen hiervan waren vrijgesteld. Zo kwam het op 20 oktober 1943 tot oprichting van ‘ons’ Hervormd Kerkkoor. Dit had, blijkens de
statuten, als doel ‘door beoefening van de zang in gemengd koor de toonkunst dienstbaar te maken aan de verheerlijking van God’. Hiervoor verleende het koor onder meer medewerking aan godsdienstige samenkomsten van de Hervormde Jeugdraad en de Christelijke Jonge Mannen Vereeniging ‘Uw Koninkrijk Kome’. Wel werd aanvankelijk uitdrukkelijk bepaald dat geen enkele medewerking werd verleend aan gewone kerkdiensten, in het jargon van die tijd ‘godsdienstoefeningen’ genoemd. In het bestuur hadden in ieder geval twee leden van de CJMV en één kerkenraadslid zitting. In die tijd kende onze gemeente nog geen modaliteiten, althans niet in georganiseerd verband en was het kerkkoor dus ook gemeentebreed actief. Enkele decennia later was een update nodig. In de loop van de jaren zestig werden de statuten aangepast. Het bestuur werd voortaan gevormd uit leden van het koor en de CJMV en de kerkenraad droegen in dezen niet langer verantwoordelijkheid. Het doel bleef onveranderd, maar de middelen om dit te bereiken werden verbreed: medewerking verlenen ‘aan godsdienstige samenkomsten van verenigingen en organisaties die werkzaam zijn ter bevordering van de onbelemmerde werking van het Woord Gods, zoals de Hervormde Kerk dit uitdrukt in haar belijdenis’. Opmerkelijk is dat nu wél medewerking aan kerkdiensten tot de mogelijkheden ging behoren: ‘Het koor zal op verzoek van de kerkenraad of één der predikanten medewerking verlenen aan de godsdienstoefeningen in de Hervormde Kerk of één der bij- of wijkgebouwen’. Bij deze locaties kan gedacht worden aan gebouw Maranatha aan de Rivierdijk en de zaal aan de Tolsteeg. En zo heeft het ook jarenlang gestalte gekregen. Aan met name de kerkdiensten van de confessionele modaliteit op Eerste Kerstdag en Eerste Paasdag bewaren velen herinneringen. Het voorgaan in de lofzang, het gaande houden van de lofzang is van onschatbare waarde. Dat hoort bij de joodse en christelijke identiteit. Paulus spoort aan psalmen, lofzangen en geestelijke liederen te zingen. Het psalmboek eindigt met een verheven lofzang. In de grote toekomst zullen ook allen die voor de troon van God vergaderd zijn hun ‘Heilig, heilig, heilig’ aanheffen. Wij danken het Hervormd Kerkkoor voor zijn bijzondere stimulans. Alle leden wensen wij alle goeds. En we zien ernaar uit elkaar eens voor de troon van het Lam weer te zien in onze gezamenlijke lofzang. Ds. G.J.Mink