Beleidsdocument Handoplegging wijk 4

Verslag vanuit de kerkenraadsvergadering
De kerkenraad heeft een beleidsdocument met betrekking tot de bevestiging van
ambtsdragers met handoplegging goedgekeurd. Dat betekent dat vanaf 1 januari
2014 ambtsdragers met handoplegging bevestigd zullen worden. Als Bijbelse
onderbouwing van ons standpunt willen wij u graag het volgende doorgeven:

De Bijbelse onderbouwing van de handoplegging
Handoplegging komen wij zowel in het Oude als Nieuwe Testament tegen.
In het Nieuwe Testament wordt er zelfs 40 keer over gesproken.
 
1. In het Oude Testament wordt de handoplegging vooral gebruikt in verband met |
het brengen van offers. Een duidelijk voorbeeld is de offerande op de Grote Verzoendag.
De hogepriester legt, nadat hij zijn zonden heeft beleden, zijn beide handen op
de kop van de zondebok. Zowel voor het brandoffer, het dankoffer als het zondoffer
wordt de handoplegging als verplicht ritueel voorgeschreven.
 
2. De handoplegging is ook een gebaar van zegening. De oude vader Jacob legt
zegenend zijn handen op de zonen van Jozef, Efraïm en Manasse. En in onze tekst
legt de Heere Jezus Zijn handen zegenend op de kinderen. Het is treffend dat hun
moeders speciaal om deze handoplegging hebben gevraagd (Matthéüs 19: 13).
Bij Zijn hemelvaart houdt de Heere Jezus Zijn handen zegenend boven Zijn discipelen.
Als gezegende mensen blijven zij achter.
 
3. Mensen krijgen de handen opgelegd als zij door de Heere in dienst worden genomen. 
Jozua ondergaat de handoplegging op het moment dat hij de taak van Mozes overneemt.
De Levieten krijgen de handen opgelegd als zij geroepen worden om in de tempel
werkzaam te zijn. De gemeente van Antiochië legt Paulus en Barnabas de handen
op om hen te wijden aan hun zendingsopdracht. De zeven diakenen in Jeruzalem
worden tot armenverzorgers aangesteld, terwijl ze de handen opgelegd krijgen.
Timothéüs wordt ‘(lerend)ouderling’ met oplegging van het ouderlingschap.
En zo ontvangen zij een speciale opdracht binnen Gods Koninkrijk.

4. In het boek Handelingen komen twee passages voor, die de handoplegging in
verband brengen met de bediening van de Heilige Doop. In Samaria wordt aan
volwassenen de waterdoop bediend. Daarna krijgen deze gedoopten de handen
opgelegd, en worden zij met de Heilige Geest gedoopt. In Efeze maakt Paulus hetzelfde
mee: op de waterdoop volgt de handoplegging en de Geestesdoop.
 
5. De handoplegging wordt ook verbonden met het ontvangen van bijzondere geestelijke
gaven. Paulus zegt tegen Timothéüs: Verzuim de gave niet, die in u is. Nadat Timothéüs
door de gemeente verkozen is tot ambtsdrager, ontvangt hij na zijn bevestiging
ook de genade om het ambt te kunnen vervullen. De Heilige Geest deelt bijzondere
krachten en gaven aan de ambtsdragers mee, zodat zij bekwaam worden gemaakt
voor hun taak.
 
6. De handoplegging komt ook voor in verband met de genezing van zieken. 
De Heere Jezus heeft de zieken heel vaak de handen opgelegd: het dochtertje van
Jaïrus, de doofstomme, de blinde uit Bethsaïda, de vrouw, die 18 jaar krom liep,
enz. In Nazareth geneest de Heere Jezus de zieken door hen de handen op te leggen,
hoewel Hij daar op een muur van vijandschap en ongeloof stuitte. De Heere
Jezus
geeft Zijn discipelen, als zij de wereld in worden gezonden, nadrukkelijk de opdracht
mee de zieken te genezen door middel van handoplegging.
Kortom: de handoplegging is een voluit Bijbelse zaak.
 
Niet alle Bijbelse aspecten van de handoplegging spelen bij de bevestiging van ambtsdragers
een even belangrijke rol. De Heere roept een ambtsdrager voor een bijzondere
taak in de gemeente. De Heere wil hem daarbij leiden door Zijn Heilige Geest.
Hij maakt hem voor zijn ambt bekwaam. En onder de zegenende hand van de Heere
mag een ambtsdrager zijn werk tot eer van God en tot zegen van de gemeente doen.

H.J. van der Veen