‘Buiten de Kerk geen enkel behoud’

‘Buiten de Kerk geen enkel behoud’
Deze woorden, een ‘adagium’ genoemd, vormen een belijdende uitspraak. Ze komen onder andere voor in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (artikel 28), die we momenteel in avonddiensten bespreken. Ze gaan uiteindelijk terug op de derde-eeuwse kerkvader Cyprianus. Alle tijden door hebben theologen en andere christenen toch wel moeite met deze woorden gehouden. In onze tijd is dit zeker ook het geval. De woorden van dit adagium staan niet in de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, die we vaak gebruiken. De zaak wordt hier evenwel duidelijk geleerd. Wij geloven in de Heilige Geest. Hij werkt door het door Hem geïnspireerde Woord in de Kerk. De Kerk bedient de Heilige Doop. Door de Doop ontvangen we vergeving van zonden. Hierdoor delen we in de verwachting van de wederopstanding van het lichaam en zullen we leven in de toekomende wereld.

Rooms-katholieke liturgische traditie
Tish Warren die tegenwoordig nogal populair is (ook op de vergaderingen van de Algemene Kerkenraad lezen we een werk van deze auteur) pleit ervoor de dag te beginnen met je te herinneren aan het feit dat je gedoopt bent. Je hoort bij God.
Sommigen vinden de gedachte van Warren erg vernieuwend, maar hoogstens is er wat stof afgeblazen van een oude traditie. Rooms-katholieken gingen tot in de jaren ’60 van de vorige eeuw dagelijks naar de kerk, die ‘poort des hemels’ genoemd werd. Ze kwamen hierbij langs de doopvont, die bij de ingang van de kerk, zo mogelijk in een aparte ruimte voor het schip van de kerk, zijn plaats had. De christen doopt zijn vingers in het wijwater, dat is doopwater, en bekruist zichzelf. In de heilige ruimte van de kerk vindt dan de gemeenschap plaats met Christus in het vieren van de eucharistie. Zo kan de dag goed beginnen.

De belijdenis van Westminster
Het adagium van Cyprianus heeft dus heel veel met de praktijk van geloven te maken. En ook met de inhoud van het christelijk geloof. Telkens moet wel een vertaalslag worden gemaakt. Dit is in de loop van de tijd meermalen gedaan. Augustinus, Calvijn, Kuyper, Küng en Kuitert om enkele voorbeelden te noemen, hebben allen een duit in het zakje gedaan. Heel boeiend. Hierover heb ik eens een boekje geschreven, waarvan ik nog enkele exemplaren bezit.
Belangstellenden kunnen er een van mij krijgen. Neem gewoon maar contact op. Uiteindelijk ben ik tot de conclusie gekomen dat er ietsje meer ruimte zou moeten zijn dan het adagium stelt. Ik voel me thuis bij wat de Westminster Confessie uitspreekt. Zij belijdt dat de Kerk is het Koninkrijk van de Here Jezus Christus, het huis en de familie van God, waarbuiten geen ‘ordinary’ mogelijkheid van behoud is.

Paus Franciscus
Tijdens zijn rondreis door Zuidoost-Azië lijkt de paus verder te gaan dan de traditie van de Kerk. Hij stelde dat er vele wegen zijn die naar God leiden. Ieder mens heeft wel een godsbesef, ook al probeert hij het nog zozeer te verdringen. Er zijn sporen van God te ontwaren. Nu zal dat wel waar zijn, maar de vraag is niet of alle mensen schepsel Gods zijn, maar of ze allen delen in het behoud. Sommigen gaan zelfs nog verder dan Franciscus nu doet. Indertijd meende Karl Rahner dat bij velen, zo niet alle mensen, sprake is van ‘anoniem christendom’: je bent christen zonder dat je het zelf weet. Dat gaat wel heel ver. Kritiek van orthodoxe christenen kwam er. Ook seculieren braken de staf: zo vindt ongeoorloofde annexatie plaats.
Wat de paus deed kwam misschien voort uit een goede motivatie. In Zuidoost-Azië vormen christenen maar een kleine minderheid. Veelal worden ze achtergesteld, zo niet verdrukt of vervolgd. Franciscus wil graag, zo kun je heel zijn pontificaat wel kenschetsen, het samenleven van mensen bevorderen, tegenstellingen niet oppoetsen en respect voor anderen met hun overtuigingen mogelijk maken. Prima uitgangspunten. Maar hij schiet door en plaatst zich hiermee op dit punt buiten de traditie van de Kerk. Hij lijkt niet alleen de betekenis van de Kerk te relativeren, maar ook de betekenis van de persoon en het werk van Christus. De apostel Petrus, van wie Franciscus zichzelf nota bene als verre opvolger ziet, zei, geïnspireerd door de Heilige Geest: ‘Er is maar één Naam onder de hemel gegeven waardoor wij moeten behouden worden’ (Hand. 4: 12) en dat is de naam van Christus! Als we dit niet vasthouden, verloochenen we de Heer, verzwakken we het appel en betonen we ten diepste niet de ultieme naastenliefde waartoe we geroepen zijn: zondaren tot Christus te leiden.

Een hartelijk groet vanuit het Wilhelminapark,
ds. G.J. Mink.