Gedicht over het Heilig Avondmaal

We hebben aan Uw tafel aangezeten,
U hebt ons Zelf genodigd, Heer. U gaf ons brood,
o nee, het was veel meer, dat U ons bood.
U gaf Uzelf, laat ons toch nooit vergeten,
hoe U Zich liet verbreken en verwonden,
voor onze zonden.

U hebt de beker aan ons doorgegeven,
gevuld met rode wijn, als een gedachtenis
aan ‘t bloed van U, dat eens vergoten is.
Wat een genade, Heer, wij mogen leven!
Omdat U voor ons lijden wild’ en sterven,
mogen wij eens het Koninkrijk beërven.
Het is zeer stil, we eten en we drinken,
indachtig aan wat U eens voor ons hebt gedaan.
Maar plotseling heft iemand een blij loflied aan,
dat weerklank in ons hart vindt en dan klinken,
ook onze stemmen tot Uw lof en eer:
Wij danken U, wij danken U, o Heer!