Getijdengebed

Enkele weken geleden was in ons Kerkblad en op de website een overzicht opgenomen van enkele kloosters die heel goed door protestantse gemeenteleden konden worden bezocht. Er zijn wel eens andere tijden geweest. De Reformatie was bepaald niet enthousiast over het kloosterleven. Vandaag de dag worden her en der, soms in het kader van ‘pionierswerk’, ook van onze kerk, zelfs nieuwe kloosters gesticht. Al is dit laatste wel op een wat andere leest geschoeid dan de rooms-katholieke en oosters-orthodoxe varianten.
Met het sluiten van de kloosters kwam er ook een einde aan het ‘getijdengebed’ dat in vele kloosters invulling gaf aan wat de dichter van Psalm 119 aanbeveelt: zevenmaal per dag bidden. Eerst ‘ora’ en dan ‘labora’, eerst bidden en dan werken.

Protestants zorgpunt
Waarom was men in de Reformatie niet zo enthousiast over kloosters en getijdengebeden? Om twee redenen. In de eerste plaats fungeerde op de achtergrond een verdienmodel. Door bepaalde werken te verrichten kon men bij de Heer in een goed blaadje komen. Dan hoefde je het finale oordeel met minder zorg tegemoet te zien. Bidden is een goed werk. Hoe meer je het doet, hoe meer je God behaagt. Waar de Reformatie beklemtoonde dat ons behoud enkel rust op genade nam men terecht van deze gedachte afstand. Bidden is niet een verdienstelijk goed werk. Volgens sommige theologen kon iemand die het niet kon of wilde opbrengen in het klooster in te treden en/of onvoldoende tijd (en zin) had om een geregeld gebedsleven te onderhouden hiervoor kloosterlingen inhuren. In ruil voor een geldelijke bijdrage zeiden kloosterlingen dan in zijn plaats de gebeden. Zo dreigde genade handelswaar te worden. En dat moest volgens de protestanten nu maar niet.

Gereformeerde getijden
Mijn studievriend en collega Herman Speelman, kenner van de Reformatie, in het bijzonder het werk van Calvijn, en met een bijzondere spiritualiteit die gevoed is door de kloostertraditie, heeft ter gelegenheid van zijn afscheid als onderzoeker aan de vrijgemaakte Theologische Universiteit een prachtig boek geschreven: ‘Gereformeerde getijden’. Hij laat zien dat het beeld dat we hebben van de afschaffing van getijden door de reformatoren allerminst klopt. Zij hebben integendeel hieraan op eigen wijze gestalte willen geven. In Genève waren er tientallen diensten per week, die vaak het karakter van gebedsdienst hadden. Gezamenlijk werd de dag begonnen: eerst bidden, dan werken.
Maar ook het huiselijk gebed werd sterk gestimuleerd. Gezamenlijk als huisgenoten lezen uit de Bijbel en vervolgens bidden, waar vaste gebeden een belangrijk onderdeel waren. Het gaat in het getijdengebed tenslotte niet primair om onze behoeften maar om Gods behoeften.
We lezen uit de Schriften en bidden vooral de psalmen, woorden door de Heer zelf gegeven, die Hem welbehaaglijk zijn. Zo zijn wij ook verbonden met talloze andere christenen die tegelijkertijd dezelfde woorden gebruiken.
Van hieruit ontstonden ook de vaste gebieden die achterin oude bijbels wel zijn opgenomen: morgen- en avondgebed, gebed voor en na de maaltijd, gebed bij de opening van vergadering, gebed tijdens de kerkdienst. Van het ‘vaste’ zijn we vandaag de dag niet zo, maar laten we toch het ritme van de vaste momenten van gebed bij opstaan, maaltijden en slapen gaan niet verwaarlozen.

Hernieuwd getijdengebed?
Ook in onze kerk kennen we enkele vaste gebeden. Het ‘Onze Vader’ is wel het voorbeeld bij uitstek. Eveneens klinken bij doop en avondmaal vaste formuliergebeden. Die kunnen soms als saai ervaren worden, maar zijn juist uiting van verbondenheid van de Kerk van alle tijden en plaatsen. Het zingen van psalmen verbindt onze gemeente met Israël en de Kerk der eeuwen, ook met de kloostertraditie. Als je zelf soms geen woorden kunt vinden, is het mooi als je ingeoefend hebt wat ons al gegeven is. Nee, van een verdienmodel moeten we het niet hebben. Maar een wat vaste gestalte van gebedsmomenten zou misschien zo gek niet zijn. Ik heb wel eens gedroomd dat we dagelijks in de kerk ’s avonds zo’n getijdengebed zouden hebben. Zou bijvoorbeeld mooi het begin of de afsluiting kunnen zijn van ‘open kerk’. Wat zou ons letten om ’s avonds om 22.00 uur, als de laatste vergaderingen klaar zijn met de aanwezigen in de diverse ruimten een liturgisch avondgebed te bidden? Protestantse mogelijkheden genoeg!

Een hartelijke groet uit de pastorie aan de Batelier, ds. G.J. Mink