Kerkhonger en kerkhuiver

Bijzondere tijden doen bijzondere woorden ontstaan. In de eerste fase van de coronacrisis werd onze taal verrijkt met ‘kerkhonger’. Gemeenteleden vonden het
vreselijk dat ze niet (meer) naar de kerk konden om samen als gemeente te komen voor het aangezicht van de Heer. Wat misten velen dit. En ook de gemeenschap natuurlijk, het onderlinge contact van broeders en zusters in Christus. Een diep verlangen, een honger. Kortom: ‘kerkhonger’.
De tijden zijn al weer veranderd.
Eind juni mochten er dertig gemeenteleden in de kerk aanwezig zijn, begin juli 100 personen. Al gauw mochten dit er meer worden. De honger werd wel niet volledig gestild, maar toch… Er blijven en bleven lege plaatsen. Lang niet alle diensten dreigen ‘overtekend’ te worden, laat staan dat er een wachtlijst is. Hoe komt dit? Een nieuw woord is al gauw uitgevonden: ‘kerkhuiver’. Er huiveren nogal wat gemeenteleden om naar de kerk te gaan. Begrijpelijk als je een kwetsbare gezondheid hebt. Begrijpelijk als je in quarantaine moet vanwege jezelf of
vanwege je huisgenoten, maar toch.
Is het echte kerkhuiver? Of zou er toch ook, hier en daar (ik vraag het maar voorzichtig) sprake kunnen zijn van gemakzucht? Och, je hoeft niet door zon of regen, kou te lijden of te zweten in de kerk, je kunt zappen, en, als je later ‘nakijkt’, kun je gewoon passages waar je niet veel mee hebt, doorspoelen. Ik heb daar nog een derde woord voor bedacht: ‘kerkmijding’.
We gaan de week van voorbereiding op de viering van het Heilig Avondmaal in. Ieder onderzoeke zich zelf….! Zo staat aan het begin van het avondmaals-
formulier. Er mag toch geen sprake zijn van mijding? Er is toch een honger? En u weet heel goed waar die honger gestild wordt, waar het Brood des levens de honger stilt.
Een gezegende voorbereidingsweek gewenst.