Liefdesgemeenschap
Deze week bereiden we ons voor op onze gang naar het Avondmaal, waar we ons aan onze Heer overgeven en met Hem gemeenschap hebben. Twee weken geleden schreef ik in het Kerkblad over de relatie van Christus en zijn Kerk als die van Bruidegom en Bruid. Het is een overgave aan elkaar in de gemeenschap, die ze hebben. Christus heeft zichzelf voor zijn Kerk overgegeven en zijn Kerk geeft zich over aan Hem.
Ter voorbereiding op aanstaande zondag is het misschien een idee wat te mediteren over de tekst van het mooie lied van Johann Scheffler (1624-1677) dat als Gezang 908 in ons liedboek is opgenomen. De dichter individualiseert, maakt het persoonlijk. Zeker heeft het Avondmaal naast een gemeenschappelijk aspect (de hele Kerk) ook een persoonlijk aspect: ‘ik’, ‘mijn ziel’. De in dit gedicht uitgezongen liefdesrelatie tussen Jezus en de ziel is als het ware een voortborduren op wat ons in het Bijbelboek Hooglied geboden wordt.
Hier neem ik de eerste twee strofen over:
Ik heb U lief, o mijn beminde,
die al mijn vreugd en sterkte zijt.
Ik heb U lief, o welgezinde,
wiens komst ik dag en nacht verbeid.
Ik heb U lief, o schoonste licht,
glans van Gods aangezicht.
Ik heb U lief, o Gij mijn leven,
vriend die mij trouw zijt tot het eind.
Ik wil aan U mij overgeven,
mijn zon, zolang Gij mij beschijnt.
Ik heb U lief, o kom dan, kom,
Christus, mijn Bruidegom!
Een hartelijk groet vanuit het Wilhelminapark, ds. G.J. Mink.