Nieuw kabinet
Op 2 juli staat een nieuw kabinet op de trappen van het bordes van paleis Huis ten Bosch. De laatste voorbesprekingen worden nu gehouden. Eindelijk is het nu zo ver. Met gemengde gevoelens kijken we hier tegenaan. Kabinetsleden en
partijleiders die vroeger tot christelijke partijen behoorden, opereren nu vanuit een andere club. Dat is triest, zoals ook de zeer geëmotioneerde partijleider van de ChristenUnie, Mirjam Bikker, liet zien, toen ze om een reactie werd gevraagd op het toetreden tot de regering van Eppo Bruins, een voormalig Tweede Kamerlid voor haar partij.
Nu is lang niet altijd een regering christelijk te noemen. Meestal niet zelfs. Toch schrijft de apostel Paulus die zeer veel last ondervonden heeft van de toenmalige Romeinse regering dat deze door God gegeven is. Ze is er bij de gratie van God. Dankbaarheid past ons ook nu voor die genadegave.
Ongebondenheid bedwingen
Dit wil uiteraard niet zeggen dat het om het even is wat voor soort overheid we hebben en hoe de overheid zich gedraagt. Ze staat immers ‘in dienst van God en is er voor uw welzijn’ (Rom. 13: 4). Wat houdt dit in, dat de overheid er is voor het welzijn? Hoe zou je doel en taak, de verantwoordelijkheid van de overheid moeten omschrijven? Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, belangrijk onderdeel van onze confessie, waarmee we als confessionele gemeente verbonden zijn, noemt een aantal punten.
Hiervan noem ik er twee.
Het eerste doel van de genadige gave van de overheid is dat zij de roeping en de bevoegdheid heeft om de ongebondenheid van de mensen te bedwingen.
Van de mens moet je namelijk niet een te hoge pet op hebben. Als er geen gezag is, wordt de samenleving onleefbaar. Als je de mens niet in bedwang houdt, doet hij niet zomaar het goede. Dan regeert het recht van de sterkste. Dan delven de zwakken het onderspit. Dan is er een wraak waar geen einde aan komt. Dan vindt er eigenrichting plaats. Dan hebben de Kaïns, die weigeren hun broeder te hoeden, het voor het zeggen. Dan heerst de macht van het geweld en kan Lamech zijn gang gaan, die eens uitriep dat hij zeventig maal zeven maal gewroken werd. Geweld en geweldenarij zouden de samenleving vernietigen. Dat wil God niet en daarom moet die mentaliteit in toom gehouden worden, moeten waarden en normen bevorderd worden en moeten wetten en staatsregelingen gehandhaafd worden. Dit is de primaire taak van de overheid: schild voor de zwakken en kwetsbaren.
Goede ordening
Het tweede doel van het werk van de overheid is te zorgen voor goede orde. Anarchie is desastreus. Een goede orde heeft alles te maken met een goede ordening van de samenleving, waarin de burgers gestimuleerd worden tot het doen van goede werken, waardoor mensen rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid (1 Tim. 2). Dit betekent (vgl. Ps. 72 en 146): bevrijding van armen, ontferming over weerlozen, verlossing van onderdrukking en geweld, bescherming van vreemdelingen, ondersteuning van weduwen en wezen, recht doen aan verdrukten, brood geven aan hongerigen, zorg verlenen aan blinden.
Overigens hoeft de overheid niet alles zelf te doen. Ze moet wel de voorwaarden scheppen zodat mensen, ondersteund door de overheid, zelf het goede gaan doen. (Hierom is de beperking van de giftenaftrek mijns inziens ook bepaald geen goed idee). Mensen die dit schone streven saboteren, moeten keihard worden aangepakt. Artikel 36 zegt het terecht: De Heer heeft ‘de overheid het zwaard in handen gegeven tot bestraffing van de boze’ (Rom. 13: 4) en bescherming van de goede mensen. Zo vervult de overheid haar taak van ‘acht geven op de openbare orde en daarover te waken’.
Afleggen van de eed
Het is duidelijk dat dit van bewindspersonen nogal wat vraagt. Ze zijn immers ambtsdragers en dat is nog iets meer dan vervullers van een bepaalde functie. Door hun hand wil God ons regeren.
Dat vraagt integriteit en trouw alsmede het aangaan van een inspanningsverplichting. Eigenlijk is dit te zwaar voor een mens. De zwaarte zit ‘m dus ten diepste niet in de gepolariseerde verhoudingen in de samenleving, de benadering via de (sociale) media, maar in de verantwoordelijkheid ten opzichte van God. Het is nogal wat een eed te zweren, waarbij een bewindspersoon aangeeft dat de Here getuige is van de belofte: ‘Ik zweer dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen’. Als die niet gehouden wordt, stelt de minister of staatssecretaris zich onder het oordeel, niet van de Staten-Generaal, niet van de rechterlijke macht, maar van niemand minder dan God zelf. Wie zou dan niet vrezen? Daarom wordt aan de eed toegevoegd de bede: ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’.
Onze houding t.a.v. de nieuwe ploeg
Omdat de overheid een veelomvattende taak heeft, hebben christenen voor te gaan in het aannemen van een goede houding ten aanzien van bewindspersonen.
Primair betekent dit voor onze christelijke levenshouding dat wij het gezag erkennen van de overheid (vgl. Rom. 13: 1, 5; Titus 3: 1-2). Dus: respect en volgzaamheid in plaats van opstandigheid en onwil. We hebben de overheidspersonen eer en eerbied te bewijzen en hen hoog te houden. Dit heeft dus consequenties voor onze taal en uitspraken ten aanzien van de overheid. Hoe praten we over de regering en de bewindspersonen?
Vervolgens betekent dit dat we gehoorzaam aan de overheid moeten zijn, want het is een instelling van God. Uiteraard mogen we nooit doen wat God expliciet verbiedt, ook al zou de overheid dit vragen. Dan hebben we recht op gewetensbezwaar en als dat niet wordt erkend, dan komt het misschien in bepaalde, uiterste gevallen, tot burgerlijke ongehoorzaamheid, maar dit is gewoonlijk niet het geval. Het betekent ook niet dat alles wat de overheid toestaat voor christenen mag. Het luistert voor christenen nauw!
Het derde en misschien wel belangrijkste wat van christenen wordt gevraagd is het gebed voor de overheid (1 Tim. 2: 2).
De christenen in de eerste eeuwen lieten merken dat ze niet staatsgevaarlijk bezig waren maar dwongen vaak respect af van de overheid omdat ze zo veel goed deden en in gebed de overheidspersonen opdroegen aan God, zo schrijft de kerkvader Tertullianus ergens. Zo bidden we voor het nieuwe kabinet. We vragen de Here of Hij alle ministers en staatssecretarissen wil leiden door zijn Geest, zodat ze hun taak en verantwoordelijkheid goed zullen invullen. Als we zo bidden voor de overheid dat zij in de shalom van de Heer delen zal, zullen ook wij in vrede leven: in de vrede van de staat ligt ook onze vrede (vgl. Jer. 29: 7).
Een hartelijke groet vanuit de pastorie aan de Batelier, ds. G.J. Mink