Roeping

Het woord ‘roeping’ gebruiken we vaak in christelijke kring. Roeping van Godswege.
Dat is een mooie gedachte. Hierbij beperken zich velen tot de gedachte dat roeping vooral iets met het ambt te maken heeft. Met dat van predikant, van ouderling en van diaken.
Dat is natuurlijk ook zo. Bij de ambtsaanvaarding spreekt de te bevestigen ambtsdrager ook uit dat hij of zij gelooft door God zelf geroepen te zijn, nu de gemeente of de haar vertegenwoordigende kerkenraad een beroep heeft uitgebracht. Toch geloof ik dat hier
een versmalling in de reikwijdte van ‘roeping’ is opgetreden. Roeping heeft met heel het leven te maken. We spreken dan ook van ‘beroep’. Hierin zit hetzelfde woord. Wat je doet
in je dagelijks leven, mag je zien als iets van Godswege. En hierin heb je telkens de weg
van de Heer te zoeken. Een toespitsing krijgt dit wel in het werk in de kerk. Hier wordt
ook vaak een beroep op je gedaan. Dat zou best wel eens een roeping van Godswege kunnen zijn. In deze tijd zijn we geroepen om het gemeenteleven gestalte te geven, ondanks alle beperkingen.
En als er dan een beroep op je gedaan wordt… Of als je je innerlijk gedrongen voelt… Aarzel dan niet die roeping met een jawoord te beantwoorden.