‘Hé, hallo, hoi, dag, goeiemorgen, dàààg Gert’. Een eigen-aardige begroeting.
Zo herinner ik mij die van een van mijn hoogleraren, professor dr. Jan Veenhof.
Een heel bijzondere man met een heel bijzondere levensgang. Hooggeleerd, zeker.
Tegelijk een bijzonder mensenmens. Wat niet vaak voorkomt, is dat een professor
vrijwillig ontslag neemt, omdat hij zo graag gemeentepredikant wil worden.
En dat deed hij. Veel aan kerkelijke troebelen heeft hij meegemaakt, waar zijn vader vanwege de kerkscheuring van de Vrijmaking buiten de Gereformeerde Kerken in Nederland kwam te staan. Nadat hij binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt ook
het ambt van hoogleraar bekleed had, moest hij later opnieuw vanwege kerkelijke troebelen van kerkgenootschap wisselen. Dat heeft op de zoon een impact gehad.
Waren het geloofsinhoudelijke geschilpunten waarom het draaide? Jazeker. Maar
vooral waren de onderlinge verhoudingen stuk.
Mensen zaten in hun eigen bubbel, konden en wilden elkaar niet meer bereiken, leefden langs elkaar heen, konden elkaar de broederhand niet meer geven. Wat is dat erg.
Van Veenhof, wiens pas verschenen memoires ik met interesse gelezen heb, heb ik
vooral geleerd je blijvend in te zetten voor goede verhoudingen. Dan kunnen en moeten
er soms harde noten worden gekraakt, maar wel in het intense verlangen elkaar vast te houden en samen op weg te gaan Gods toekomst tegemoet. Zou dit ook voor ons in de huidige tijd geen leermoment bevatten?
Bij Veenhof krijgen nog steeds de apostolische woorden ‘Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend’ vlees en bloed.
Zijn wijze van begroeting waarmee ik dit stukje begon, is daarvan een duidelijk voorbeeld! Ter navolging in deze ingewikkelde tijd.