Wat zegt een naam

Zondag 10  mei ging ds. De Goei uit Amersfoort voor. Het onderwerp van zijn verkondiging was Ruth 1 en dan specifiek vers 20: ‘Noem me niet Noömi (lieflijke), noem me Mara (bittere)’.
Soms hebben wij het idee dat een naam niet past bij wie we zijn. Ik ontmoette eens een jonge vrouw, wier ouders gescheiden waren toen ze nog een klein kind was. Haar vader raakte vervolgens geheel uit beeld. Helaas zijn dat dingen die, hoe verdrietig ook, voorkomen. Toen ze ouder werd realiseerde ze zich: ‘Ik draag wel de achternaam van mijn vader, maar die naam leeft niet voor mij’. Ze is opzoek gegaan naar haar vader en toen ze hem gevonden had, hebben ze een afspraak gemaakt. Daar kwam ze tot de conclusie dat, hoewel haar vader een aardige man leek, ze niets meer voor elkaar voelden. Op dat punt besloot ze dat ze de naam van haar moeder wilde gaan dragen en heeft ze dat geregeld. Deze naam gaf haar een gezamenlijk verleden met familie en daarmee een eigen identiteit.
In de tijd van de Bijbel waren er nog geen achternamen. Wel had de naam die iemand na z’n geboorte kreeg meestal een betekenis. God zelf veranderde soms de namen van mensen, zoals bij Abram (de, goddelijke, vader is verheven) naar Abraham (vader van vele volken) en bij Jakob, die na zijn gevecht bij de Jabbok, Israël genoemd werd. Dit symboliseerde de overgang van de familiegeschiedenis van Jakob naar de geschiedenis van het volk Israël. Ook in het Nieuwe Testament komen we naamswijzigingen tegen. Daar gaf Jezus aan zijn discipel Simon de naam Petrus (rots). Zo zien we dat door de jaren heen mensen om verschillende redenen een andere naam krijgen of zelf aannemen.
Bij Noömi was dat laatste het geval. Ze had samen met haar man het besluit genomen om de hongersnood in Bethlehem (broodhuis) te ontvluchten. Eigenlijk is het ook het ontvluchten van je verantwoording, maar wie wil er niet het beste voor z’n gezin?
Ze vestigden zich met hun kinderen in Moab, een land waar de Israëlieten geen omgang mee hoorden te hebben. Er overkwamen haar de meest vreselijke dingen. Stel je voor dat je man en kinderen verliest! Dit deed haar besluiten terug te gaan naar Bethlehem, waar de hongersnood over was. Je kunt je voorstellen dat het met hangende pootjes was. Hoe vertel je daar wat er is gebeurd. Ruth liet haar niet in de steek, maar ook dat was lastig. Het was wel iemand uit Moab! Om, bij terugkeer, aan de vrouwen van Bethlehem duidelijk te maken dat zij niet meer degene was die ze kenden, gaf ze aan dat ze haar naam veranderde in Mara, ‘want God heeft mijn lot bitter gemaakt’. Toch zit hierin ook een tweede kans, God heeft haar niet in de steek gelaten, maar leidt haar terug tot waar haar bestemming ligt. Op dit moment weet ze dat nog niet, maar later zullen de vrouwen van Bethlehem zeggen: ‘Geprezen zij de Heer, die jou vandaag iemand gegeven heeft die voor je zorgen zal’.
Zo mag ook jij erop vertrouwen dat God je nooit in de steek laat, hoe je weg ook loopt!