‘We hadden mensen uit het verzet moeten betrekken’

PKN-voorman René de Reuver: ‘We hadden mensen uit het verzet moeten betrekken’

Tijdens de herdenking van de Kristallnacht op 8 november sprak PKN-voorman René de Reuver in de Obrechtsjoel in Amsterdam een schuldbelijdenis uit. ‘We hadden ze mee moeten laten denken’, zegt scriba René de Reuver over de verzetsmensen en hun nabestaanden die zich gekrenkt voelden door de schuldbelijdenis van de PKN over het tekortschieten in de oorlog.

De leiding van de Protestantse Kerk had mensen uit het verzet moeten betrekken bij de schuldbelijdenis over de opstelling van de kerken in de oorlog. Maar dat had de inhoud van de verklaring niet of nauwelijks veranderd, zegt scriba René de Reuver.
In de lange aanloop naar de schuldbelijdenis van de Protestantse Kerk in Nederland over het handelen jegens Joden van de kerk in, tijdens en na de oorlog, heeft het landelijk bestuur er geen moment rekening mee gehouden dat die verklaring bij verzetsmensen en hun nabestaanden slecht zou vallen. ‘Dit hadden we niet verwacht, en was het laatste wat we wilden’, zegt scriba René de Reuver over de felle, afwijzende reacties op de schuldbelijdenis die hij tijdens de herdenking van de Kristallnacht op 8 november uitsprak.
‘Ik ben me er nog meer bewust van geworden dat de oorlog geen verleden tijd is’, zegt hij in een gesprek over de kritiek.
‘Er is de ene emotie, van de Joodse gemeenschap, van een geschiedenis van anti semitisme, van er niet mogen zijn. Die pijn en dat verdriet worden ook nu nog meegedragen. Daarnaast is er de actualiteit van de mensen die zich hebben verzet. Als het gaat om je vader, om je oom, dan is dat nog een levende werkelijkheid. Dat is een open zenuw, en die is geraakt. Als je die open kerft, dan voel je dat in heel je lijf. Dat hebben we onvoldoende beseft.’
Op de schuldbelijdenis van de kerk voor het tekortschieten van haar drie voorlopers (de hervormde, gereformeerde en Lutherse kerk) is ongemeen heftige kritiek gekomen. Historici vinden dat de kerken het vergeleken met de overheid en de NS nog niet zo slecht hebben gedaan, nabestaanden van verzetsmensen voelen zich genegeerd en miskend, culminerend in het verwijt van Jan Slomp aan het adres van de PKN, grafschennis te hebben gepleegd – wat De Reuver ziet als een opmerking die wordt gemaakt ‘als je in je diepste emotie wordt geraakt.’

U heeft de verklaring opgesteld in samenspraak met de Joodse gemeenschap. Hoe kan het dat u het voormalige verzet er niet bij heeft betrokken?
‘Het startpunt voor de schuldbelijdenis is de pijn en het verdriet geweest van de Joodse gemeenschap, met wie wij een speciale verbondenheid hebben. We wilden helende woorden spreken in hun richting, zij zijn de adressanten. De kerk als zodanig heeft zich nooit verantwoord richting het verleden. Al langer was er in de kerk het verlangen dat te doen, dat had al eerder gemoeten, en als je het doet, dan toch zeker in dit jaar van de bevrijding. De focus lag bij de Joodse gemeenschap, daarom zijn we met hen in gesprek gegaan. Tijdens het proces is er niemand geweest die heeft gezegd dat we ook het verzet erbij moesten betrekken. Wij zelf niet, en ook onze adviseurs en de synode niet.’
Had u ze er wel bij moeten betrekken, zijn de voorbereidingen in te kleine kring gedaan?
‘Ja, achteraf bezien had dat wel gemoeten. We hebben ook positieve reacties gekregen, maar daarmee wil ik die van het verzet absoluut niet bagatelliseren. Die zijn zonder meer heel pijnlijk. We hadden ze mee moeten laten denken.’

Hun belangrijkste punt van kritiek is dat de schuldbelijdenis de rol van het verzet miskent. Er worden immers maar twee zinnen aan gewijd.
‘Dan zou ik zeggen: lees dan toch de verklaring. Zakelijk gezien vraag ik, waar stoel je dat op, dat het verzet wordt genegeerd? Met pijn in het hart moeten we vaststellen dat het beeld van de protestantse kerk als geheel ambivalent is. Dat spreken we uit, maar daarnaast is vanaf het eerste moment in de conceptverklaring de ongelooflijke persoonlijke moed benoemd van kerkleden die wel de goede keuzes hebben gemaakt. ‘God zij dank’, zeggen we, voor de ongelooflijke moed danken wij God. In een kerkelijke verklaring kun je geen krachtiger woorden gebruiken, die dankbaarheid en dat respect waren niet nog krachtiger geworden met twee zinnen extra. Je kunt iets uitgebreid zeggen of pregnant, en dat hebben we hier gedaan. Het is ook een appel: de kerk kan wel iets zeggen, of zwijgen, maar als mens kun je dapperder keuzes maken. We dachten dat we de verzetsmensen daarmee recht deden, we hebben niet vermoed dat dat niet zo werd begrepen.’

Bij het uitspreken heeft u benadrukt dat het een schuldbelijdenis is van het instituut voor het instituut. In de reacties gaat het om verzetsdaden van individuele kerkleden. Betekent dat dat mensen het onderscheid tussen de kerk als instituut en haar leden niet kunnen maken of niet zien?
‘Nou, ik zou er wel wat meevoelender over willen praten. De kritiek komt vooral uit gereformeerde hoek. Die kerk was minder landelijk georganiseerd. Er is na de oorlog in gereformeerde kringen een grote identificatie geweest met het verzet. Als dat dan ook nog je persoonlijke biografie raakt, dan begrijp ik wel dat instituut en individu moeilijk te scheiden zijn. Dan zeg je: het gaat hier over mijn identiteit. Ik begrijp heel goed dat je dan anders reageert.’

Werpen de reacties een schaduw over de verklaring?
‘Ja, in zekere zin wel. Dit is het laatste wat je zou willen. Het is ten onrechte als er een schaduw over komt, die zit ook niet in de tekst van de verklaring. Maar dat mensen uit de kerk zeggen dat ze dit niet meemaken, dat is natuurlijk een schaduw, natuurlijk.‘

Als het verzet betrokken was geweest bij de voorbereidingen, had de tekst er dan anders uitgezien?
‘Het proces en de communicatie hadden beter gekund, ik ben de laatste om dat te ontkennen. Misschien was er anders hier en daar een zin bijgekomen, maar ik ben ervan overtuigd dat de verklaring niet heel anders was geworden. Die ging niet over het verzet, maar die was gericht op de pijn in de Joodse gemeenschap. Die noemde de schuldbelijdenis een mooi en welkom gebaar. Dat maakt de weg nog meer vrij voor een gelijkwaardige relatie. Daar zijn we hen erkentelijk voor.’

Is er blijvende verwijdering met het verzet?
‘Ik hoop het niet. We beantwoorden de brieven persoonlijk en we hopen ook nog met de kritische broeders en zusters in gesprek te komen.’

(Bron: Nieuwsbrief PKN)