Die in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten (Psalm 91: 1a)
U kent ongetwijfeld dat prachtige boek van Corrie ten Boom getiteld “de Schuilplaats”. In dat boek geeft zij een ontroerende beschrijving van de opvang van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vader Ten Boom had in die tijd een klokkenwinkel in de Barteljorisstraat te Haarlem. Vanaf 10 mei 1942 tot 28 februari 1944 heeft hij vele Joden een veilig onderkomen geboden. Door middel van grote Friese staartklokken werden de Joden het huis in- en uitgesmokkeld. Maar overal loerde de vijand, want Hitler en zijn handlangers waren net briesende leeuwen, op zoek naar prooien, die zij konden verslinden.
De Heere nodigt ons op de drempel van het oude naar het nieuwe jaar hartelijk uit om bij Hem te schuilen. Want de deur van deze Schuilplaats staat open. En alleen in deze Schuilplaats zijn wij veilig en kunnen wij rustig overnachten.
Trouwens: waar bevindt u zich eigenlijk? En waar zit jij? Het is een kwestie van binnen of buiten. Het is van tweeën één: bij Christus veilig geborgen of buiten Christus reddeloos verloren. Laten wij de woorden van Calvijn ter harte nemen. Hij zegt: er zijn honderden mensen, die weten dat God de Schuilplaats in gevaar is, maar er zijn maar enkelen, die daadwerkelijk in de Schuilplaats zitten. En daar komt het nu juist op aan!
Nu dringt zich wel een vraag aan ons op: als wij nu bij de Heere schuilen, overkomt ons dan in het nieuwe jaar helemaal niets? Zal alles dan van een leien dakje gaan? Is alles dan rozengeur en maneschijn?
Psalm 91 is bijbels realistisch: ook in 2010 zal in ons persoonlijke leven, in ons gezinsleven, in onze gemeente en in onze samenleving, de leeuw brullen, de adder bijten, de draak vertrappen, de pijl vliegen, de pest verzieken en de dood verslinden. Maar, en dat is een goddelijk maar, maar dwars daar tegenin en hoog daar bovenuit klinkt de roepstem van de Heere Jezus. Hij zegt tegen ons: “Vreest niet, Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten, Ik ben met u, al de dagen tot aan de voleindig der wereld.”
Vaste Rots van mijn behoud,
Als de zonde mij benauwt,
Laat mij steunen op Uw trouw,
Laat mij rusten in uw schauw,
Waar het bloed door U gestort
Mij de bron des levens wordt.
Ds. H.J. van der Veen