Zegenende handen

En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde en werd opgenomen in de hemel (Luk. 24: 51)

Een laatste herinnering aan iemand waar je veel van houdt is kostbaar. Het laatste dat de discipelen van Jezus zien als Hij in de hemel wordt opgenomen, zijn Zijn zegenende handen. Nu staat in de Hebreeënbrief (7: 7) dat de meerdere de mindere zegent. Maar deze Meerdere, Jezus, is eerst de allerminste geworden. En juist daar getuigen die zegenende handen van. Want de discipelen zien immers zegenende handen die kapot geslagen waren, waar de littekens nog duidelijk van te zien zijn. Het doet me denken aan het verhaal van dat jongetje dat erg veel van zijn moeder hield. Als hij naar haar keek zag hij de liefde die ze naar hem uitstraalde.
Alleen… die handen! Die waren verschrikkelijk om te zien, allemaal grote littekens. Op een keer vroeg hij ernaar. Z’n moeder vertelde dat toen hij nog heel klein was, er een keer brand was uitgebroken in hun huis. Eerst hadden ze gedacht dat iedereen het huis al uit was. Maar toen begrepen ze dat hij, haar jongen, nog in huis was. Zijn moeder was het huis in gerend, zijn kamertje in waar hij sliep in de wieg. De wieg stond al in brand. Maar dwars door de vlammen heen had ze hem kunnen pakken en redden, maar haar handen had ze heel erg verbrand en dat was nooit meer goed gekomen. Maar kijk, daarom mag jij nu nog leven! Die jongen hield toen nog veel meer van zijn moeder, juist door die verminkte handen.
Die handen van Jezus zeggen: Ik was in de hel (voor jou) en nu ga Ik naar de hemel, naar Mijn Vader (voor jou). Van de allerdiepste diepte naar de allerhoogste hoogte. Die handen waren de garantie dat de hemel voor Hem open ging, want alles is volbracht. Door die handen lag de kroon voor Hem klaar en stond de troon gereed. Hij is Koning tot in eeuwigheid.
In de Efezebrief maakt Paulus voor ons het wonder van hemelvaart nog groter door te zeggen: “De God van onze Heere Jezus Christus (…) heeft Hem gezet aan Zijn rechterhand (Ef. 1: 17-20) én heeft ons mede gezet (Ef. 2: 6).” Wij mogen dus rusten op Zijn volbrachte werk. Zien op Zijn zegenende en genezende handen, knielen onder die handen. En het houdt niet op, want nu zegenen die handen nog steeds: het feit van Jezus’ hemelvaart garandeert de gelovigen immers de Heilige Geest (zie Hand. 2: 33). Dan mogen we vol verlangen en verwachting uitkijken naar de pinksterdagen die aanstaande zijn. Hoe? Net zoals er van de discipelen na de hemelvaart staat geschreven:
“Deze allen waren eendrachtig volhardende in het bidden en smeken.”

R.G. Westerduin