Met Kerst zingen we: ‘In Bethlehems stal lag Christus de Heer’. De stal is de plaats van de kalfjes. Als pasgebore-nen kalfjes worden losgelaten, huppelen ze. Ze springen uit de stal. Grote vreugde!
De ‘stal’ in Bethlehem zal straks de plek zijn van Jozef, Maria, het kind Jezus vooral, en de herders! Nu is Maria daar nog niet. Ze is nog zwanger. Ze gaat op reis naar haar tante Elisabeth. Enige tijd geleden heeft haar man Zacharias haar verteld van de boodschap van de engel Gabriël. Ze zullen alsnog een zoon krijgen. Hij zal in de kracht van Elia, de grote profeet, optreden. Hij zal de weg bereiden voor de Messias, die verzoening brengt, die met de Heilige Geest dopen zal en met vuur.
Haar nichtje Maria komt bij haar. Als zij haar tante groet, gebeurt er iets heel bijzonders. Het ongeboren kind, Johannes, springt op in Elisa-beths schoot (Lucas 1: 41-42). Aan Zachari-as had Gabriël in de tempel verteld dat zijn zoon vanaf de moederschoot vervuld zou zijn met de Heilige Geest. Als dat het geval is, ga je wijzen op Jezus Christus. Dan ben je in heel je bestaan op Hem geconcen-treerd, geestelijk èn lichamelijk. Dat zien we hier gebeuren: Johannes springt op. Het is niet zomaar een trappe-len zoals een kind in de schoot van zijn moeder trappelt. Neen, het is een opspringen. Daarmee gaat de profetie in vervul-ling, waar staat: ‘Voor jullie die ontzag voor mijn naam hebben zal de zon stralend opgaan, de zon die gerechtigheid brengt en genezing in haar vleugels draagt. Huppelend als kalveren die op stal hebben gestaan zullen jullie naar buiten komen’ (Maleachi 3: 20). Het is een vreugde-vol opspringen. Johannes wijst zijn moeder vol vreugde op de vervulling van de belofte van God in de komst van Jezus.
De eerste prediking met oproep tot geloof komt nog voor Johannes’ geboorte. Het eerste adres is zijn moeder. Zij, de rechtvaardige, onberis-pelijke vrouw, komt vervolgens zelf tot de vreugde. Ook zij wordt vol van de Heilige Geest. Ook zij wijst naar Jezus, de zon van de gerech-tig-heid. Zij gaat zingen door de machtige inwerking van de Heilige Geest.
Het blijde kalf vervult de boer met vreugde. Wat Johannes doet: van vreugde opspringen, doet Elisabeth. Wat Elisabeth doet, doen later, in de kerstnacht, de herders. Zij gaan op de aankondiging van de engel naar Bethlehem. Als ze in de stal geweest zijn, komen ze eruit: ‘De herders gingen terug, terwijl ze God loofden’. Ze komen als kalveren uit de stal van Bethlehem, huppelend van vreugde!
In de adventstijd worden wij geroepen naar de ‘stal’ in Bethlehem, waar de zon van de gerechtigheid is opgegaan. We mogen weten wie we daar vinden. Als we dan bij Jezus gekomen zijn, gaan ook wij springen als kalveren uit de stal. Degene die daar geweest is, gaat wijzen op Jezus. Die verwondert zich, die prijst de drie-enige God en is overvloe-dig in de dankzegging. Die gaat op zijn beurt weer anderen nodigen, opdat die van vreugde zullen opspringen als kalveren uit de stal.
G.J. Mink