Wonder
‘De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is het met iedereen die uit Gods Geest geboren wordt’
(Joh. 3: 8)
Hoezeer gelovigen onderling verschillen en in hun belijdenis uiteengaan; in hun gebed en hun dankzegging erkennen zij toch allen voor het aangezicht van God dat zij hun geloof en hun hoop alleen aan Zijn genade hebben te danken. Hoe zij er toe kwamen, weten zij op geen andere wijze te verklaren. Alle oorsprongen zijn met de sluier van het mysterie bedekt, alle geboorte is uit de duisternis tot het licht. ‘De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is het met iedereen die uit Gods Geest geboren wordt’ (Joh. 3: 8). De blindgeborene kon alleen getuigen: één ding weet ik, dat ik eertijds blind was en dat ik nu zie (Joh. 9: 25). Zo ziet en beoordeelt en waardeert de mens alles anders die tot het geloof in Christus komt. Wat hem vroeger dwaasheid was, eert hij nu als Goddelijke wijsheid; wat hij eertijds als ergernis verwierp, acht hij nu zijn hoogste roem. Al komt er ook alles tegen in verzet, al pleit de schijn van alle dingen in zijn nadeel, al klaagt hem zijn eigen geweten en heel de wereld aan dat hij zwaar tegen al de geboden van God gezondigd heeft en nog steeds tot alle boosheid geneigd is; de gelovige kan niet anders getuigen dan dat God hem uit pure genade de gerechtigheid van Christus zo schenkt en toerekent, als had hij nooit enige zonde gehad of gedaan, ja, als had hij zelf alle gehoorzaamheid volbracht die Christus voor hem volbracht heeft (vgl. zondag 23, HC). Geloven, dat is dus inderdaad een daad van zedelijke energie, een daad van de hoogste geestelijke kracht, het is het werk Gods bij uitnemendheid, omdat het Zijn kostelijkste en heerlijkste gave is. Het is een vasthouden van God als ziende de Onzienlijke, een kennen van Zijn liefde, een steunen op Zijn genade, een hopen op Zijn trouw.
dr. H. Bavinck (1854-1921)
(Enigszins bewerkt n.a.v. De zekerheid des geloofs,
Kampen 1932)
Dr. M. Klaassen