‘Mijn zoon! hoor de tucht van uw vader, en verlaat de leer van uw moeder niet; Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan huw hals.’
Spreuken 1:8-9
Opvallend dat één van de eerste spreuken van koning Salomo over de opvoeding gaat. Hij gebeidt zijn jonge leerlingn, aangesproken met: “Mijn zoon”, naar de tucht – de gezaghebbende leiding – van zijn vader te luisteren en het onderwijs van zijn moeder niet te vergeten. Daaruit blijkt hoe belangrijk Salomo de opvoeding van een vader en een moeder vindt. Waarom? Behoort deze wijze koning van Israël tot die mensen, die het gezin zien als de hoeksteen van de samenlevening? Staat de opvoeing in het gezin bovenaan zijn regeringsprograma over normen en waarden? Ongetwijfeld heeft Salomo zich in zijn regering door deze wijsheid laten leiden.
Maar het is voor hem meer dan een persoonlijk of politiek ideaal! Koning Salomo laat zich leiden door de orde, die de HEERE gegeven heeft in Zijn wet.
Even hiervoor, in vers 7, schreef hij al over “de vreze des HEEREN”. Dat is het eerste n grote gebod: de eerbied voor God. Die drukken we uit door Zijn eer, Zijn Naam, Zijn dienst en Zijn dag hoog te houden. Daarin ligt het begin(sel) voor een leven naar Gods bedoeling. Vervolgens schakelt koning Salomo door naar de tweede tafel van Gods wet. Die geborden gaan over het leven met onze naaste. De eerste naaste, die we tegenkomen in ons leven, zijn onze ouders. Zij hebben van Godswege een bijwzondere plaats in Zijn wet en in de ordeing van het leven naar Zijn wil. Kohbrugge noemde de ouders zelfs ‘de handen van God’. Door hen wil de HEERE de kinderen van Zijn verbodn bij de hand nemen. Dit gegeven is voor ouders een geweldige steun om hun kinderen op te voeden.
U gaat in Gods weg, wanneer u als avder en moeder vorm en inhoud geeft aan een opvoeidng waarin u uw kind(eren) Gods geboden leert onderhouden. Deze kant van de opvoedingstaak moeten we niet overlaten – wat helaas ook gebeurt – aan anderen. Zeker, anderen kunnen en mogen ons daarbij helpen. Daarbij mogen we denken aan het christelijk onderwijs, de club en vereningen waar de Bijbel centraal staat. Maar laten we in de eerste plaats in navolging van Salomo beginnen waar God begint: in het gezin!
Christus is de bron en Norm van ons doen en laten. Hij heeft Gods weg vervuld, maar niet afgeschaft. Hij heeft Gods wet voleldig en voklomen tot Zijn doel gebracht in Zijn leven. Dat is de redding van ons en onze kinderen. Hij is onzergerechtigheid voor God. Wie in Hem gelooft ontvangt vrijspaak van schuld en straf voor eeuwig. Want Christus’ bleodl reinigt ons van al onze zonden. Die grote genade maakt ons echter opniewu schuldig. We zijn de Heere verschuldigd tot Gods eer te leven. Trouwens door Zijn Heilige Geest beweegt de Heere ons van harte Gods wil te doen. Daarom wekt Salomo zijn (denkbeeldige) zoon op naar de tucht van zijn vader te horen en het onderwijs van zijn moeder niet te verlaten.
Kinderen, die Godsvrezende ouders hebben, moeten, wat ze van thuis meekrijgen niet nast zich neerleggen of laten voor wat het is, maar het meenemen en hun leven daarnaar richten. Deze route, geankerd in Gods wet, is bij uitstek de weg die God verkiest om Zich een volk te vorme ndat op aarde tot ZIjn eer zal leven. Leren we zo onze kinderen en jongeren?
En voor onze kinderenen jongeren gledt: luisten we naar dat wast we van thuis meegekregen over de norme nen waarde n die de Heere ons wil leren? Salomo wist al, dat die route perspectief geeeft op een leven vol van Gods genade en zegen. Hij zegt het als een dichter: “Zo’n levenshouding zal je sieren, als kostbare sieraden Het is namelijk als een sierlijke krans om je hoof en als een ketting om je hals. Tekenen van vreugde en eer.”.
Zo hoog staat een opvoeding naar Gods normen en waarden.
J. de Jong