Recent verschenen er in christelijke nieuwsmedia artikelen rond het thema ‘geloven buiten de kerk’. Volgens sommige onderzoeken en onderzoekers groeit de groep Nederlanders die de kerk verlaten, maar wel blijven geloven. Zelfs ‘prima zonder de kerk kunnen geloven’. Ook sprak ik recent een oude bekende die vertelde met anderen een eigen huisgemeente te zijn gestart. Als ik dat lees of hoor, laat ik dat op me inwerken. Wil ik luisteren naar wat daar aan redenen voor wordt aangedragen. Wil ik luisteren naar (soms pijnlijke) ervaringen die mensen met de kerk hebben opgedaan. Daarbij is het uiteraard fijn dat mensen het geloof belangrijk blijven vinden voor hun dagelijks leven. Want helaas horen we ook van anderen die met hun kerk ook het geloof helemaal loslaten.
En toch, geloven zonder de kerk. Ik weet het niet. Mij lijkt het moeilijk. Ik heb de ander nodig, voor al die momenten dat ik het niet zo precies meer weet, of voel. Ik maak deze weken kennis met het werk van de helaas jong overleden Amerikaanse theologe Rachel Held Evans. In haar postuum verschenen boek Hart, hoofd, ziel kwam ik deze regels tegen, die herkenning bij me opriepen: ‘Mensen zijn wispelturig, het geloof soms wankel, en de kerk – het bij elkaar geraapte zooitje van wispelturigen en wankelen – is een gebroken en gecompliceerd instituut. Geloven met je hart, je hoofd en je ziel betekent dat je het risico loopt door dit instituut en zijn mensen pijn gedaan te worden. En toch is het me niet gelukt om in de kerk een hoek te vinden waar Gods genade niet kan binnendringen en waar niet genoeg geestelijke brandstof is om die genade te laten groeien.
Als we ons zo openstellen dat men ons pijn kan doen, dan stellen we onszelf tegelijkertijd open voor hoop en heling, voor de hoop dat we door die dwaze genade aangeraakt zullen worden.’
Een hartelijke groet, ds. Michiel Vastenhout