Toen zei Jezus tegen Zijn discipelen: Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.
(Mattheüs 16: 24)
Zondagavond heeft ds. Van der Veen in de Grote Kerk over deze tekst gepreekt. In dit verband geeft hij u nogmaals een aantal gedachten van Calvijn weer. Calvijn heeft prachtige dingen over het volgen van Jezus geschreven. Hij gebruikt dan meestal het woord ‘kruisdragen’. Wij spreken vandaag over navolging of discipelschap. Volgens Calvijn zitten er drie aspecten aan het volgen van Jezus:
1. Onbezorgdheid
Onbezorgdheid is een geloofshouding: God zorgt en voorziet! Tegenover God past ons bescheidenheid en ingetogenheid. Er is geen ruimte voor onverschilligheid. Op de zorgende God kunnen wij met een gerust hart vertrouwen. Wees in voorspoed dankbaar, in tegenspoed geduldig en voor de toekomst onbekommerd. Hoewel christenen niet vrij zijn van vrees en zorg, wordt hun vertrouwen daardoor niet verlamd, maar verdiept. Ons grootste geluk bestaat immers uit de kennis van de zorgende Vader.
2. Geduld
Geduld is niet berusting, maar volharding.
Een christen moet worden toegerust voor de praktijk van het leven met de Heere Jezus. Hij moet leren een kruisdrager te zijn. Het kruis wordt ons door Christus op de schouders gelegd. Hij doet ons daardoor in Zijn gemeenschap delen.
Kruisdragen kan zich voordoen in vervolging vanwege het geloof, maar ook in noden als armoe, ziekte, verlies en rouw. Kruisdragen geschiedt omdat God dat wil. Dat is geen willekeur, maar voorkeur. Het lijden vormt een bewijs van Gods verkiezende liefde. De wonden die wij onderweg oplopen zijn niets anders dan littekens van de Gekruiste en kentekenen van ons kindschap van God. Kruisdragen is een beproeving en een loutering van het geloof. Het geloof weet dat God niets uit de hand loopt en dat Zijn belofte ook door het tegendeel wordt vervuld. God geeft ons wel eens bittere pillen te slikken. Maar dat zijn ook medicijnen, die wij uit de hand van de hemelse Heelmeester ontvangen. Het kruis duwt ons niet naar beneden, maar stuwt ons naar het vaderland, dat in het verschiet ligt.
3. Verlangen
Bij Calvijn gaat het verlangen naar de hemel samen met het besef van vreemdelingschap op aarde. Hij spreek over een ‘verachting van het tegenwoordige leven’. Vergeleken met de hemelse erfenis is alle pracht van deze wereld te versmaden. Ons aardse leven is slechts voorlopig. Hier ontvangen wij reeds een voorproefje van het hemelse leven. Als de hemel ons vaderland is, wat is de aarde dan anders dan een oord van ballingschap?
Wij mogen ondertussen wel genieten van de aardse zegeningen, die God ons geeft. Het overdenken van het toekomstige leven is niet alleen het onderhouden van een meditatief moment, maar meer een geesteshouding: het is de oriëntatie van het complete leven op het toekomstige doel: de hemelse heerlijkheid!