Aan het kruis bespot
(Mattheüs 27: 39-42)
De spot met iemand drijven, die weerloos is en machteloos, is een goedkope manier om je van iemand af te maken. Een ander belachelijk maken is geen kunst. Zo ging het er ook aan toe, toen de Here Jezus aan het kruis hing op Golgotha. Mensen, die op Golgotha voorbij kwamen, lasterden de Here en schudden hun hoofd. “U, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos U zelf”. “Als u de Zoon van God bent, kom dan van het kruis af”! Er is geen greintje medelijden, geen enkele compassie met het lot van degene, die daar hangt. Wat zijn dat voor mensen, die zo spottend voorbij het kruis lopen? Wat is dat voor volk? Van het laagste allooi? Dat kan haast niet anders, denk je dan. Want zoiets doe je gewoon niet!
Maar er waren niet alleen voorbijgangers op Golgotha, er stonden ook toeschouwers bij het kruis. Overpriesters, schriftgeleerden, oudsten en Farizeeën. Mensen van aanzien, geletterd, ontwikkeld. Leiders en leraren van het volk! Maar ze spotten net zo hard mee! Nota bene! Ze zijn geen haar beter dan die voorbijgangers! Ze schelden net zo hard mee in het koor van spotters. Anderen heeft Hij verlost, zeggen ze! En hoe waar is dat niet! Hoeveel mensen heeft de Heer niet genezen van hun ziekten en plagen? Hoeveel boze geesten heeft Hij niet uitgedreven. Zelfs doden wekte Hij op! Hier, bij het kruis, wordt het door de hoge heren erkend! Anderen heeft Hij verlost! Maar ze zeggen er iets bij: “Zichzelf kan Hij niet verlossen”! Anderen wel, maar Zichzelf niet. Zij dagen Jezus uit. “Als Hij de Koning van Israël is, laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven”. En weer hebben zij gelijk! Jezus kan niet van het kruis afkomen. De spijkers, die zijn handen en voeten doorboorden, houden Hem niet vast. Dat is de oorzaak niet, waarom Hij niet van het kruis kan afkomen. Maar Hij kan het niet, Hij wil het niet vanwege zijn onvoorstelbaar grote liefde voor zondaren, als u, jij en ik. Hij is volkomen gehoorzaam aan de wil van Zijn Vader. Dat houdt Hem aan het kruis! Anderen redt Hij, maar Zichzelf niet! Duizend, duizendmaal, O Heer, zij U daarvoor dank en eer!
J.F. Tanghé