(Genesis 29:25)
Het kan niet anders of Lea moet als een berg tegen het aanbreken van de nieuwe dag hebben opgezien. Want dan zou het bedrog aan het licht komen. Wat is er gebeurd? De avond er voor was Lea gesluierd naar de tent van haar bruidegom gebracht. Ze hadden samen de nacht doorgebracht en ze had zich overgegeven aan de liefde van Jacob, haar man. Maar hij had haar voor een ander gehouden. Misschien heeft ze met een bonkend hart liggen wachten op de nieuwe morgen. Op het moment dat Jacob zou ontdekken, dat hij niet Rachel maar haar oudere zus Lea tot de zijne had gemaakt. Ze wist maar al te goed: voor Jacob bestond er maar één vrouw en dat was Rachel. Maar de wil van haar vader kon ze niet weerstaan! Ze had moeten gehoorzamen! Wat een situatie! Dan leest ze de verbijstering van zijn gezicht! Wat een vernedering voor haar! Jacobs blijdschap om eindelijk zijn leven te kunnen delen met de vrouw, voor wie hij zeven lange jaren had gewerkt, slaat om in ontzetting. Lea leest op zijn gezicht, hoe zijn blijdschap verlegenheid wordt en omslaat in woede, als tot hem doordringt, hoezeer zijn oom en schoonvader Laban hem bedrogen heeft. Dat het niet zijn geliefde Rachel was geweest, die gesluierd in het donker van de nacht naar zijn tent was gebracht, maar haar zus Lea. Ze is hem opzettelijk als vrouw opgedrongen. Een vrouw, die hem niets doet, want hij was als een blok gevallen voor Rachels mooie ogen en aantrekkelijke gestalte. Lea’s ogen waren echter zonder glans, flets. Spraken hem totaal niet aan! En nu zit hij aan haar vast! Is er geen weg meer terug! Voor hem niet en voor haar niet! Twee mensen, getrouwd, maar hij houdt niet van haar! Zij wel van hem?
Als Jacob woedend de tent uitstormt om verhaal te halen bij Laban, blijft Lea achter. Welke gevoelens zullen in haar zijn omgegaan! Haar reactie vertelt de bijbelschrijver niet. Zij is slachtoffer, net als Jacob en Rachel, maar zij kan diep in haar hart wel degelijk liefde voor Jacob hebben gehad. Ondertussen staat Jacob witheet voor Laban. “Hoe hebt u mij dit kunnen aandoen”? werpt hij Laban voor de voeten. “Waarom hebt u me zo bedrogen?” (Genesis 29:25) Labans antwoord is een zwak excuus. “Bij ons is het niet de gewoonte, dat de jongste voor de oudste trouwt”. Laban was maar op één ding uit en dat was een manier vinden om zijn hardwerkende neef nog langer goedkoop voor hem te laten werken. En tegelijk had hij daarbij Lea aan de man gebracht. Hij sloeg dus twee vliegen in één klap. Dat hij daarbij zijn dochters en zijn neef en schoonzoon opzadelde met een levensgroot en levenslang probleem, daar maalde hij niet om. Want hij wist, dat Jacob geen kant op kon en hij was niet te beroerd om daar gretig misbruik van te maken. Jacob kon niet anders dan zijn voorstel accepteren om nog eens zeven jaar voor hem te werken. Maar ook Jacob had heel wat om over na te denken. Had hij zelf zijn oude vader Izaäk niet bedrogen door een per-soonsverwisseling? Alleen was hij nu zelf het slachtoffer. Toen hij zich had voorgedaan als zijn oudste broer Ezau om zijn vader de zegen voor de eerstgeborene te ontstelen. En nu proeft hij een koekje van eigen deeg! De bedrieger bedrogen! En het wonder van deze geschiedenis is, dat dwars door dit zondige, klein-menselijke gedoe heen God werkt aan het plan met zijn volk Israel en aan de zending van Zijn Zoon, de Verlosser en Zaligmaker van de wereld, die uit dit volk geboren zal worden
Ds. J.F.Tanghé