Grote Verzoendag

Als dit kerkblad bij u in de bus valt viert Israël Grote Verzoendag. Het begint 7 oktober ‘s avonds. In de Bijbel vindt u de oorsprong in Lev. 16: 23, 27-32 en in Num. 29: 7-11.
De hogepriester werpt in Gods Naam het lot over twee bokjes. Eén bokje wordt geofferd en het bloed wordt gesprenkeld op het verzoekdeksel op de Ark. Eén keer per jaar mag de hogepriester dit Heilige der Heiligen betreden. Daarna legt hij de handen op het tweede bokje en daarmee worden de zonden van het volk op dit dier gelegd en het wordt vervolgens de woestijn ingezonden om daar om te komen.
Zonden zijn geen grapje.
Zij worden daar heengezonden waar zij thuis zijn.
Vergeven heeft een prijs.
Het tweede bokje sterft een vervloekingsdood.
Vandaag aan de dag is de Tabernakel en de Tempel en dus het Heilige der Heiligen er niet meer.
In de synagogen gaat het nu om het gebed, dat als offer gezien wordt.
Op Grote Verzoendag zijn de gebeden intens.
Max Bruch heeft de prachtige melodie opgeschreven: Kol Nidrei.
De mannen dragen hun witte gebedskleed, waar zij ook in begraven zullen worden.
Nogmaals klinkt de Sjofar (ramshoorn): mens waar ben je. Verzoen je met je Schepper.
Zoals wij, als mensen van het Nieuwe Testament, uit Paulus’ mond mogen horen: in naam van Christus vragen wij u, u met God te verzoenen.
Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt.
Daarom het Kruis-sterven voor Jezus: de dood van een vervloekte.
Het voorhangsel in de Tempel scheurde, toen Hij stierf.
In Hebreeën 9 en 10 is de Nieuwtestamentische vervulling te lezen.
Vooral 9:13 “Want als reeds het bloed van bokken en stieren (…) heiligt (…), hoeveel te meer zal het bloed van Christus ons (…) reinigen?”
Vanuit deze diepte gaat Israël onderweg naar het Loofhuttenfeest (13 en 14 oktober), waar de wereld genodigd is het met hen mee te vieren. En het feest van de Wet (20 oktober), want ware vreugde kan en wil niet zonder de wet, om God te eren en te danken.

ds. A.H. Groen